Techniciteit. Muziek kan niet zonder. En toch: het is lang niet altijd aangenaam om er als luisteraar mee geconfronteerd te worden. Visueel tot daar aan toe: het is maar zelden onaantrekkelijk om iemand te zien zwoegen boven zijn of haar instrument. Horen hoe klank aan een instrument wordt ontlokt, is daarentegen veel vaker weinig fraai. Soms gaat het om rechtstreekse bijgeluiden, zoals de kleppen van een instrument, de lucht die vrijkomt wanneer men een riet aanblaast of het verglijden van de ene naar de volgende greep bij een snaarinstrument. In hedendaagse composities kunnen dergelijke elementen weliswaar esthetisch worden benaderd en in de partituur worden ondergebracht, maar vaker gaat het om vervelende stoorzenders, nevenverschijnselen van het geluid, bijwerkingen van het medicijn dat muziek kan zijn. Zeer concreet is de techniek van cellist António Meneses niet aanwezig op zijn laatste opname, meer bepaald de registratie van een concert met pianiste Maria João Pires in de Londense Wigmore Hall. Toch is het ambachtelijke proces, vooral in Schuberts 'Arpeggione sonate' nadrukkelijk aanwezig. Gaat het om een microfoon die te dicht bij de snaren werd geplaatst? Of is het Meneses zelf, die soms wat te harkerig in de snaren duikt en de poëzie van Schuberts meesterwerk tot een wat stram gezongen lyrisch gedicht omvormt? Misschien zit ook de zaal er voor iets tussen: die heeft natuurlijk een goede akoestiek, maar om daar zomaar even een opnamesessie op poten te zetten? Zelfs de technici van Deutsche Grammophon zouden daar wel eens moeite mee kunnen hebben.
Beter wordt het wanneer Maria João Pires haar kompaan even stoom laat afblazen in de coulissen. Met Brahms' drie intermezzi opus 117 jaagt ze een rilling van welbehagen door de ruggengraat van al wie haar subtiliteiten, haar rijke klankschakeringen en haar doortastende voelsprieten voor wat de opbouw van de miniaturen betreft, aanhoort. Hoe warmbloedig het pluche van de Wigmore Hall ook moge zijn, in januari 2012 liet Pires live de winter des levens even door de zaal ritselen. Het zijn troost en tranen, maar ook energie en vreugde om het schone die ze in een muzikaal pleidooi van amper een kwartier bij elkaar tokkelt. Dat het recital (en dus de opname) dan al over hun hoogtepunt heen zijn, betekent niets. Alleen al deze lucide, fonkelende vertolking van de intermezzi maakt dit album er een om te koesteren. Wanneer Meneses vervolgens vanuit de kleedkamer opnieuw het podium bestijgt, is er iets veranderd. Mendelssohns lied zonder woorden in D opus 109 wordt in handen van dit duo een teder wiegenlied. Een waar Meneses veel expressie in durft leggen: alweer met wat zogezegde technische "ruis", maar gevoelsmatig in schot in de roos.
In Brahms' eerste cellosonate komen beide musici als het ware tot hun moedertaal. Verbaal kunnen de Braziliaanse virtuoos en de Portugese perfectioniste wel degelijk zonder problemen communiceren, en vormt uitstekende muziek daar in het beste geval geen aanvulling op? Meneses kiest in Brahms voor een aanpak die zich leent tot een live-uitvoering. Niet de beleefde, afgeronde distinctie van een studio-opname – in dewelke Brahms' tijdloze melancholische hunkering al een aantal keer meer dan voortreffelijk naar boven kwam – maar de passie van het moment, het zich zonder pardon storten in het ogenblik. Zijn live-uitvoering is inderdaad zo 'live' als maar zijn kan: hij ademt met de muziek mee, wiebelt allicht fysiek met de gemoedsschommelingen van de partituur mee, klauwt zijn hout in verbetenheid open wanneer de componist naar een mineur register schakelt en masseert de snaren om later te bestendigen dat alles terug peis en vree is. Is Meneses een kater, dan Pires een memorabel kitten. Nog net iets spitsvondiger dan haar collega, lichter ook, en op een even volwassen manier temperamentvol: met haar aan het klavier wordt een solist verplicht om met de noten meer te doen dan ze zomaar te spelen. De duoprestatie wordt niet zomaar een onderonsje, maar een waar cadeau voor wie er oren naar heeft. En dat zou eigenlijk een omvangrijk publiek moeten zijn. En als bisnummer nog een streepje Bach? Kwaad doet het niet. Hoewel met de twee werken van Brahms het voornaamste al wel gezegd was...