Ze komen tegenwoordig minder en minder voor: kunstenaars die zich als van oudsher bekwamen in meerdere disciplines. Tedi Papavrami is echter iemand die niet louter als violist herdacht zal worden. Naast zijn activiteiten als muzikant, transcribeert hij immers ook muziek (op deze cd van Bach, maar eerder ook al sonates van Scarlatti), acteert hij een sporadische keer of treedt hij aan als vertaler van Albanese literatuur. Van zo iemand kan men niet verwachten dat hij er zich door een groot label toe laat verleiden om de grote canon op te nemen in voorgekauwde programma's. Bij Aeon geniet Papavrami echter relatieve vrijheid, hoewel de keerzijde van de medaille inhoudt dat de man nog niet tot bij het grote publiek is doorgedrongen. Volstrekt onterecht is dat, want deze opname bewijst (eens te meer) wat de man allemaal in zijn mars heeft. Technisch is Papavrami perfect, hetgeen hij weet te koppelen aan een schitterende partituuranalyse, die zowel Bach als Bartók prachtig tot hun recht laat komen.
Als centraal werk in dit programma wilde Papavrami de solo vioolsonate van Béla Bartók interpreteren, een stuk dat voor hem, naar eigen zeggen, nog steeds niets van zijn mystieke kracht verloren heeft. Na jarenlang spelen kan Papavrami nog altijd moeilijk de vinger leggen op wat nu precies zo bezwerend werkt in deze partituur, maar feit is dat de abstracte magie terecht generaties en generaties violisten tot de verbeelding is blijven spreken. Opzienbarend is Papavrami's visie niet, wel zodanig perfect en meeslepend dat de luisteraar niet anders kan dan de ogen sluiten en genieten. Isabelle Faust, de topvioliste die momenteel onder contract staat bij Harmonia Mundi, nam het werk reeds op en zocht af en toe naar extremen, waardoor het werk een bochtig parcours aflegde dat amper te volgen was en totaal overdonderde. Papavrami toont echter dat men er ook via een intellectuele beheersing komt en zijn versie is, omwille van de beheersing, misschien zelfs preferabel. De violist wringt zich niet door de vier delen, maar walst er behendig doorheen en vooral in de weergaloze 'Fuga' speelt Papavrami met een ongezien transparant gevoel voor contrapunt de concurrentie naar huis.
Papavrami verklaart dat het lang zoeken was naar een werk dat aan deze solosonate gekoppeld moest worden. Hij dacht eraan om ander werk van Bartók te interpreteren, maar daardoor zou de cd te zwaar geworden zijn en de inclusie van piano was een idee dat de violist niet helemaal aanstond. Als bij toeval kwam hij terecht bij een orgelwerk van Bach, bestaande uit twee delen. Deze 'Fantaisie & Fugue' (BWV 542) bewerkte Papavrami zelf voor viool, met zoveel mogelijk behoud van de meerstemmigheid. Bovendien opent het werk met dezelfde akkoorden en eenzelfde soort abstractie loopt door het stuk, waardoor voor Papavrami een droomcombinatie ontstond. Bachs werk is uiteraard lichter verteerbaar dan dat van Bartók, maar de dreigende sfeer van de solosonate gaat er al in schuil en daardoor is Papavrami's beklijvende uitvoering van dit werk een ideale opmaat naar Bartók.
Om met deze zwaarte te breken is er nog een lichtere Bach, met name een klavecimbelsuite (BWV 822), waarin Papavrami de viool op een andere manier laat klinken en zodoende een ontroerend contrast creëert. Buitengewoon is hoe intensief de luisteraar aan de boxen gekluisterd blijft gedurende het uur dat deze opname beslaat. Dat solo-viool ongelofelijk meeslepend kon zijn is een eerste les die uit deze cd kan getrokken worden, een tweede is dat Papavrami echt tot een groter publiek moet doordringen. Deze ongelofelijk goeie cd zou eigenlijk niemand die houdt van iets moeilijker muziek mogen laten liggen.