Wie het zich in het hoofd haalt om een authentiek Italiaans dansfeest te bezoeken, zou daar wel eens met een 'Saltarello' geconfronteerd kunnen worden. Dat is een soort springdans, die sedert de Ierse strijker Garth Knox er een album naar vernoemde nooit meer hetzelfde zal zijn. Knox is niet zomaar een folkliefhebber die op het idee kwam om oud cultureel erfgoed opnieuw op de kaart te zetten, maar wel een op en top hedendaags musicus die in het verleden geregeld aantrad met het Arditti Quartet (waarbinnen hij een vast vioolzitje bezette) en het Ensemble InterContemporain. Ondertussen ligt zijn focus voornamelijk op het uitbouwen van een solocarrière, die met opnames voor Naïve en de ECM New Series overigens behoorlijk vlot lijkt te verlopen. Wat Knox voor ogen had met 'Saltarello' is muzikale tradities van bijna duizend jaar tijdsverschil met elkaar in contact brengen. Daarvoor bracht hij zelf drie instrumenten mee, en twee begeleiders. De Middeleeuwse fiddle laat Knox hand in hand gaan met de percussie van Sylvain Lemêtre, de viola d'amore met de cello van Agnès Vesterman en de altviool zoals die vandaag gekend is, wordt aangevuld met elektronische klanktapijten.
Het begint allemaal met een gearrangeerde versie voor cello en viola d'amore van 'Black is the Colour of My True Love's Hair' – voor de duidelijkheid dus geen nummer dat Nina Simone in haar eentje tot een klassieker verhief. Moeiteloos laat Knox deze traditional aansluiten op een eigen bewerking van Henry Purcells 'Music for a While' voor dezelfde bezetting, waarna gegrepen wordt naar een concerto voor viola d'amore van Antonio Vivaldi – alweer met enkel Knox en Vesterman. De hele orkestpartij werd kortom herleid tot een cellopartij, maar problematisch is dat niet: Vesterman en Knox genereren zodanig veel volume dat de energie van een gans orkest op de luisteraar afstraalt. Het duo heeft hier zelfs de neiging om zodanig fors te musiceren dat de precisie qua toon soms verloren dreigt te gaan. Daarna volgt een grote omwenteling, in de gedaante van Knox' eigen compositie 'Fuga libre'. Dit is een solo voor altviool van ruim 7 minuten, waarin Knox een soort bizarre fuga opzet met zichzelf. Alweer laat hij zijn instrument hier schipperen op de grens met wat als "vals" wordt ervaren. Is dit inaccuraat spel, of flirten met kwarttonen? In de gedaante van Hildegard von Bingen keert Knox vervolgens terug naar de essentie van bijna duizend jaar geleden. De percussie van Sylvain Lemêtre voegt een oerpuls toe aan deze bewerking waarop materiaal van Guillaume de Machaut werd aangesloten, met een bijna melismatische, troostrijke duo als uitkomst.
Tot slot brengt Knox nog de 'Vent nocturne' voor altviool en elektronica van Kaija Saariaho, een van de meest vooraanstaande componistes van dit moment. Ook hierin zit een grote sfeer van melancholie, nog versterkt door de elektronische zuchten en de repetitieve motieven waarmee Knox de strijd aangaat, als een web waaruit hij zichzelf onmogelijk kan bevrijden. Door deze nocturne in twee stukken te kappen en er 'Flow My Tears' van John Dowland tussen te plaatsen, versterkt Knox overigens het gevoel van verlies dat deze compositie op zich al ademt. Door uitgeleide te doen met een reeks dansen, waaronder twee saltarello's, en een traditional tilt Knox dit album ineens naar een feestelijke sfeer, die niet zo ver bij die uit het begin vandaan ligt. De oerkracht van de Barok lijkt op die manier in het verlengde te liggen van traditionele songs, daar waar de weemoed van von Bingen, de Machaut en Dowland dan weer mooi aansluit bij de smartelijke teneur van wat Knox en Saariaho in de 21e eeuw hebben geschreven. De vele stemmingswisselingen en de connectie tussen verschillende stukken over meerdere eeuwen heen, maakt van 'Saltarello' een uitzonderlijk boeiende muzikale ervaring. Spijtig dat Knox niet de meest zuivere speler is, maar dat doet niet af aan het magnifieke avontuur dat deze cd is.