Als violiste op het punt staan om internationaal door te breken, en dan doodleuk je vader, moeder en jarenlange vrienden meenemen naar de studio om enkele stukken op te nemen met als thema het vaderland: is dat geen artistieke zelfmoord? Niet zo voor Patricia Kopatchinskaja, die met Philippe Herreweghe en zijn Orchestre des Champs-Elysées vorig jaar een Beethoven-opname maakte die in de internationale pers enthousiast werd onthaald. Nochtans toonde de violiste zich op die cd niet als de meest conventionele en brave artieste, integendeel. Ze haalde al het vuur uit de partituur naar boven en koos bovendien voor een vrij weinig gespeelde cadens in het bekende Beethoven-concerto, wat een radicaal andere opvoering veroorzaakte die menig toehoorder bij een eerste kennismaking omver deed vallen voor verbazing. Het duivelse in de muziek opzoeken is voor Kopatchinskaja intussen haar handelsmerk geworden en ook haar podium-présence sluit aan bij dat idee: wie haar live aan het werk zag met de immer ascetische Herreweghe, begrijpt niet hoe de dirigent het kon uithouden bij de quasi headbangende en driftig met haar voeten stampende Moldavische.
Dankzij haar grote muzikale talent en inzicht heeft ze natuurlijk een voetje voor, en iemand die goed klinkt gekoppeld aan een stoutmoedig kantje waar het publiek van smult (in Kopatchinskaja's geval bijvoorbeeld met blote voeten spelen), dat is voor platenmaatschappijen altijd commercieel interessant. Label Naïve haalde de violiste echter binnen lang voor de grote hype en geeft haar nog steeds de vrijheid die elk artiest zou moeten krijgen. Dat die ruimte voor eigen inbreng al eens resulteert in een scheve schaats, is een noodzakelijk kwaad, maar dat juist Kopatchinskaja met een nogal dubbelzinnige cd op de proppen komt is qua timing misschien nogal spijtig. Vooral haar artistieke waarde komt met 'Rapsodia' immers in het gedrang, want eenmaal een cimbalon (als folk-instrument) en een jazzbassist de studio worden binnengeloodst, is het maar de vraag of deze muzikante wel oprecht leeft om de grote concertzalen van de wereld rond te touren.
De discrepantie tussen wat opgewekte, Balkan-volksmelodieën en de hypercomplexe werken van Enescu, Ligeti, Kurtág en Ravel had immers moeilijk groter kunnen zijn. Het siert Kopatchinskaja dat ze beide werelden met elkaar tracht te verzoenen, en af en toe levert het zelfs een aangename verrassing op. Zo is het eerste deel van een werkje voor cymbalon solo ('Doina et Hora') best wel aardig, en blijkt dat vader Viktor Kopatchinsky lang geen slecht muzikant is. Anderzijds blijft het de vraag of een cd als deze echt nodig is om de wereld te bewijzen aan wie ze haar carrière te danken heeft. Zit er werkelijk iemand te wachten op een album waarop Moldavische volksmuziek de hand reikt naar moderne klassieke muziek?
Het ergste kwaad is echter wat Kopatchinskaja uitricht met de prachtige werken die tot het standaardrepertoire voor gevorderde violisten behoren. De derde vioolsonate van Enescu ('Dans le caractère populaire roumain') werd onlangs nog opgenomen door Lorenzo Gatto en bij Gatto stond feilloze techniek absoluut op het voorplan. Dat koppelde hij aan een immense emotionele draagkracht, die zowel hij als zijn begeleider (Milos Popovic) schitterend wisten te brengen. Op deze opname neemt het werk echter veel laksere proporties aan en dat is geen aangename vaststelling. Zoals gebruikelijk duikt Kopatchinskaja zo diep mogelijk in de snaar en zoekt ze naar absolute extremen, maar niettegenstaande klinkt ze zwakker en minder verhalend dan Gatto. Het stuk verliest een groot deel van zijn continuïteit, zijn melancholie en tegelijk zijn briljantie, mede omdat pianiste Mihaela Ursuleasa net als Kopatchinskaja de folkloristische elementen wilde uitvergroten en daarbij voorbij ging aan de prachtige partituur zelf. Wie dan in het bijgevoegde boekje leest dat de violiste het volgende schrijft, verliest al snel helemaal zijn geloof in de integriteit van deze cd: "When we (Michaela and I) first sight-read the sonata together one balmy summer evening, we both ended up in tears of nostalgia for our homeland and our lost childhood." Voelt men zich niet miezerig eenmaal men vaststelt dat dit het niveau blijkt te zijn waarop muzikanten nadenken over prachtige, complexe partituren als deze?
Ook in de beroemde 'Tzigane' van Maurice Ravel overtuigt Kopatchinskaja niet, hoewel dat stuk haar duivelse karakter op het lijf (of de ziel) geschreven lijkt. Helaas werd geopteerd om de klavier-partij te transponeren naar cymbalon, wat een andere, zij het stukken minder waardevolle versie oplevert dan het origineel. Alweer zoekt Kopatchinskaja het curiosum op (net als in de Moldavische folklore-stukken), terwijl ze beter het standaardrepertoire ongemoeid zou laten en er uitsluitend een temperamentvolle draai aan zou moeten geven met haar uitzonderlijke karakter. Dat deed ze vroeger aan de zijde van haar begeleider Fazil Say zonder veel poespas, dikwijls met goed resultaat.
Los van beide mindere klassieke stukken en de folkdansen, bevat de cd ook acht stukjes voor viool en cymbalon, het opus 4 van György Kurtág. De componist zelf was niet helemaal tevreden met de uitvoeringen van Kopatchinskaja, zo leest het boekje, maar de gedreven duetten met haar vader klinken eigenlijk wel degelijk. De overige werken van voornamelijk hedendaagse componisten zijn niet zo interessant, op het vioolduo van Ligeti na, dat Kopatchinskaja met haarzelf opnam. Dat werk heeft dezelfde magie als de compositie van Kurtág, maar die stukken zijn al bij al te kort durend om het geheel nog te redden.
In zijn geheel is het een grote zonde dat een goede violiste als Patricia Kopatchinskaja met 'Rapsodia' totaal afdwaalt van het gebruikelijke artistieke pad en enkele bedenkelijke werken opneemt. Het is te hopen dat ze in de toekomst terug iets conventioneler wordt, want in het "gewone" repertoire is ze nog steeds op haar best. Een tweede misser als 'Rapsodia' zou immers niet iedereen overleven...