De Europese kolonisatie van Zuid-Amerika vond een goede tweehonderd jaar voor die van Noord-Amerika plaats. Toen de Mayflower dus in New England landde, heersten Spanje en Portugal - nominaal tenminste – al over een rijk dat zich van Florida en Californië tot Patagonië uitstrekte. De Spaanse koloniale cultuur concentreerde zich voornamelijk rond jezuïetenmissieposten, wiens priesters de bevolking van de facto slavernij in de handen van grootgrondbezitters behoedden.
De relatieve grootte van het koloniale centrum Asuncion in hedendaagse Paraguay en het gematigde klimaat van dat land, maakten van het koloniale Paraguay een niet onbelangrijk cultureel centrum in zeventiende en achttiende eeuw. Heel wat Europese barokmuziek werd er gespeeld maar het gemengde karakter van de bevolking, waar blanken en Guarani indianen door elkaar leefden, zorgde voor een boeiende kruisbestuiving tussen Europese en inheemse cultuur. Een desastreuze oorlog in de negentiende eeuw met Brazilië, Uruguay en Argentinië kostte Paraguay meer dan de helft van haar bevolking en een aardige lap grond en ook vandaag blijft Paraguay een van Zuid-Amerika's armste landen. Geen wonder dan dat de koloniale geschiedenis van het land weinig gekend is maar het barokensemble Paraguay Barrroco wil daar verandering in brengen met een overzicht van honderdvijftig jaar Europese en Latijns-Amerikaanse barokmuziek.
Hun selectie van muziek omspant zowat de hele koloniale periode, van de late zestiende eeuw met Claudio Monteverdi tot het midden van de achttiende met werk van Antonio Vivaldi. Wat ze grotendeels met elkaar gemeen hebben, is dat de werken allemaal een fusie vormen tussen Zuid-Amerikaanse en Europese muziekstijlen: een vocaal 'Ave Maria' in Europese stijl, maar gezongen in het Guarani, een instrumentale canzone, maar dan met Andes-melodieën of Latijns-Amerikaanse dansritmes... Wat op het eerste gezicht lijkt op een zielloze poging tot postmodernisme is niet alleen authentiek maar werkt ook wonderwel goed.
Monteverdis 'Damigella Tutta Bella' is onversneden Italiaanse volksmuziek, ondanks de Zuid-Amerikaans aandoende fluitjes. De uitvoering hier is van de bovenste plank: Paraguay Barroco houdt een opwindend gevoel van vaart en ritme in dit korte liefdeslied. De twee concerti van Vivaldi, eentje voor strijkers en eentje voor twee cello’s, worden verdienstelijk uitgevoerd, met zorgzame, stijlvolle fraseringen en best wat virtuositeit in de solopartijen. Toch zijn de uitvoeringen van barokorkesten als Il Pomo d'Oro of de Akademie für alte Musik Berlin scherper, opwindender of energieker.
Dat wordt dan weer goed gemaakt door de meer Latijns-Amerikaanse stukken. 'Zuipaqui' is een onmiskenbaar Europese cantate voor strijkers, blokfluiten, continuo en sopraan. Net zoals 'Tupasy Maria' is het een smeekbede aan Maria, maar dan gezongen in het inheemse Guarani en niet in het Latijn. De muziek blijft Europees en devoot en de uitvoering door Paraguay Barroco stijlvol en introvert.
Voor de 'Canzon de Cuzco' wordt, net zoals voor enkele andere stukken, slagwerk naar boven gehaald. Het stuk neemt de vorm aan van een instrumentale sonate in de laat zeventiende-eeuwse 'Stilus Fantasticus', maar de snelle passages klinken als een indiaanse marsbeweging. Twee stukken van Baltazar Martinez Compañon halen zonder meer de atmosfeer van de Andes naar boven, al worden het instrumentale 'Lanchas Para Baylar' en deels vocale 'Tonada La Lata' wel op barokinstrumenten gespeeld. Het zijn muziekstukken die niemand onberoerd kunnen laten, met een aanstekelijke ritmiek en een melodievoering die soms rechtstreeks uit Latino muziek komt. Dat zulke muziek drie- of vierhonderd jaar oud is, en voor klassieke barokinstrumenten geschreven is, vormt een van de leuke verrassingen van deze plaat, die omwille van zo een mix tussen volksmuziek en ernstige barokmuziek zeker een breed publiek verdient.