Naar aanleiding van de uitreiking van de Nobelprijzen eind 2009 spraken het Royal Stockholm Philharmonic Orchestra en haar dirigent Yuri Temirkanov niemand minder dan pianiste Martha Argerich aan om als solist het gebruikelijke concert rond deze jaarlijkse festiviteiten op te luisteren. Omdat het niet altijd de Wiener of de Berliner moeten zijn, gaf Argerich haar akkoord om samen Ravels 'Pianoconcerto in G' op te voeren. Met zijn ritmische variëteit en de pittige spanningsboog die over de drie delen heen loopt, is het een relatief toegankelijk werk waar de modale Nobelprijs-fanaat misschien ook iets aan heeft. Het programma dat Temirkanov verder samenstelde, is even goed filmisch en beschrijvend van aard. Meer bepaald zoekt de dirigent het dan bij de Russische romantische componisten, die hier in lyrische gedaante voorgesteld worden. Tot slot geeft Argerich nog een toemaatje mee van Frederyk Chopin, waarmee de "ode aan de melodie" (zoals dit programma ruwweg zou kunnen samengevat worden) vervolmaakt wordt.
Opvallend is dat de technisch weergaloze Argerich haar Ravel speelt zoals ze ook Chopin aanpakt: met een stevige portie suiker en met een belangrijke nadruk op de emotionele, slepende passages. Bij Argerich komen in quasi alle delen gevoelige dialogen tussen piano en orkest aan het oppervlak, terwijl de eerder het afgelopen jaar verschenen opname met Boulez en Aimard wilder om zich heen trappelt en meer het spectrum van de partituur afstruimt, zonder daarbij aan consistentie te verliezen. De uitvoering van Argerich vormt dan weer meer een continuüm met spannende toppen en dalen, hoewel meer te pleiten valt voor de bredere kijk. Niettegenstaande is eens een andere kijk op dit werk best interessant. Het vaak gehoorde na-apen van de opnametraditie vindt men hier slechts in mindere mate in terug en het siert Argericht dat ze haar willetje heeft kunnen doordrijven. In de 'Mazurka in C' (uiteraard zonder orkest) vond Argerich overigens een geslaagd staartje, dat ze zonder veel omhaal (maar helaas ook niet foutloos) brengt.
Even boeiend is Temirkanovs visie op Prokofiev en Shostakovich. Omwille van zijn leeftijd heeft de dirigent een zekere "extra" voeling met deze muziek, wat zich uit in heel geanimeerde, beeldrijke vertolkingen van twee schitterende werken uit de 20e eeuwse verderzetting van de romantiek. Dat kan echter even goed een concessie naar het publiek toe geweest zijn, want op het 'Noble Prize Concert' van het jaar daarvoor had dirigent Sir John Eliot Gardiner eveneens naar een laagdrempelig programma gestreefd. Het Zweedse volkslied (bij de intrede van enkele leden van de monarchie) daar gelaten, mag Shostakovich de avond opgeruimd openen met de 'feestelijke ouverture' van Shostakovich. Hij schreef dit werk in ijltempo naar aanleiding van een plotse opdracht van het communistische regime, waarvan de anekdote de ronde doet dat verschillende kopiisten constant langskwamen om de vorderingen meteen te verspreiden. Deze opgewekte noot aan het begin wordt echter mooi gebroken door de tragische 'Romeo and Juliet'-suite aan het einde. Een integrale opname, onlangs nog in een duistere versie te horen door het LSO onder leiding van Valery Gergiev, was echter te lang, dus lichtte Temirkanov enkele fragmenten uit. Die keuze is zonder meer geslaagd en omdat de totale samenhang van het werk zowat verloren gaat, was het verstandig afzonderlijke delen uit te lichten en telkens volledig te ontwikkelen. Het Royal Stockholm Philharmonic Orchestra ontpopt zich in beide werken tot een karaktervol orkest, dat erin slaagt enkele relatief simpele keuzes geloofwaardig uit te voeren.
Voor de gemiddelde muziekliefhebber lijkt deze release wat overbodig, maar dankzij de prachtige werken en de intrigerende uitvoeringen blijft de dvd ook gewoon boeien. Daar zit de mooi georkestreerde regie ook voor iets tussen, die op de juiste momenten met klemtonen op de proppen komt en bovendien een esthetiserend effect heeft. Goed dus, maar zeker niet noodzakelijk voor mensen met een degelijk collectie.