De uitvinding van de fotografie is voor de cd-markt lang niet altijd een zegen gebleken. Hoeveel muzikanten weten immers niet welke houding ze zich moeten aanmeten terwijl ze in de lens blikken? De een kijkt woedend, een ander ongeïnteresseerd en nog een derde laat een aarzelende aanzet tot een glimlach zien. Bij Yu-Chien Tseng, die op de laatste viooleditie van de Koningin Elisabethwedstrijd met een indrukwekkend concours verrassend genoeg (maar) vijfde werd, druipt de naïviteit van het plaatje af. Hoe het ook zij: waarom de jury de toen 17-jarige niet hoger waardeerde, weten alleen ingewijden. Ook voor Tseng heeft de wedstrijd echter poorten geopend. Een aardig gevulde concertagenda komend seizoen en vooral dit magnifiek cd-debuut bij Fuga Libera kunnen niet anders dan het grote publiek inpalmen. Daarbij is het merkwaardig dat de jonge solist meteen kiest voor repertoire dat niet echt bij een prille muziekstatus past. De delicatessen die César Franck, Claude Debussy en Maurice Ravel in het repertoire bij elkaar schreven, vereisen immers de innerlijke ervaringswereld van een solist die al ettelijke landschappen heeft doorkruist. Een essentie kan immers alleen als dusdanig worden ervaren, als ze wordt vertolkt vanuit het idee dat er veel aan vooraf ging, dat ze een destillaat is van lijden, vreugde, van menselijkheid.
Maar de blik van Yu-Chien Tseng? Nee, die lijkt zich daar niet van bewust. Misschien veruitwendigen zijn ogen een soort nieuwsgierigheid, een levenslustige gretigheid, wie weet, weliswaar bedekt met het laagje vernis van de waardigheid – omdat er tenslotte schoon moet geposeerd worden voor meneer fotograaf. Dus de vertolking klinken evenzeer naïef, als zijnde ongefundeerd en gerukt uit hun diep menselijke context? Wel nee: laat dit schijfje nog maar eens een voorbeeld zijn van het feit dat luisteren best met de ogen dicht gebeurt. Juist is dat Tseng geen honderden opnames van voorgangers zal hebben beluisterd, wat hem in zekere zin “naïef” maakt. De werkelijkheid van de partituur respecteert de solist echter volledig, voor hem bestaat er zelfs geen andere. Tegelijk is musiceren voor deze virtuoos altijd weer een zoektocht: er bestaan geen dogma’s in handboek tot de vioolklassiekers, wat betekent dat hij vragen kan stellen waar die dienen gesteld te worden. Dat is in het openingsdeel van zijn César Franck bijvoorbeeld het geval: men hoort een melodielijn zich ontwikkelen die op de tast door het duister heen ploegt, alle zintuigen gebruikend om een decor te ontvouwen. Bij deze componist blijft het echter pikdonker binnenin, wat niet hoeft te betekenen dat er inherent aan de schriftuur geen troost bestaat. Franck zuivert zijn materiaal zodanig uit dat er een impactie optreedt: wat resteert, zijn uit notenpapier bestaande tranen.
“It takes two to tango” weet echter ook Yu-Chien Tseng. Zonder uitstekende begeleidster geen formidabel recital, maar wat dat betreft blijkt deze opname evenzeer goud waard. Toen Tseng in 1994 geboren werd, was Dzektser al bezig wedstrijdervaring op te doen. Ze werd her en der opgemerkt en als begeleidster heeft ze ondertussen een jarenlange expertise opgebouwd. Ook dat betekent echter niet dat ze zonder verpinken doorheen deze drie componisten kan of wil vliegen. Net als Tseng heeft ze vooral vraagtekens in haar rugzak zitten, en ze legt een even grote lenigheid als haar veel jongere gymnast aan de dag om het repertoire eens vanuit een andere gesteldheid gespeeld te krijgen. Het resultaat liegt er niet om: als Franck duister is, dan wordt Ravel hier broeierig en met een sensualiteit om in te verzuipen, terwijl Debussy’s sonate vanuit de klankmatige perfectie wordt opgevat om tot grote emotionaliteit te komen. Als toemaatje is er nog een arrangement van ‘Clair de lune’, een mooie brug tussen beide componisten. De ernst en eruditie van de een wordt doorgeslikt, terwijl de humor van de volgende zich al een weg probeert te banen naar hart, hoofd en – niet in het minst – lenden. Zoals Tseng hier Ravels blues vertolkt (alsof hij de vibe van een nachtclub te pakken heeft!), om in het afsluitende ‘perpetuum mobile’ sneller te gaan spelen dan een mens ademen, denken of dansen kan: hier is een jong genie aan het werk waarover het laatste woord nog lang niet geschreven is. Niet zonder trots een van de ontdekkers te zijn van zoveel talent: vergeet die wat schaapachtige aanblik, want muzikale ontroering heeft geen etniciteit, leeftijd noch een gezicht.