Op muzikaliteit of genialiteit staat geen leeftijd. Sedert Mozart is dat alom geweten. Benjamin Grosvenor, een Brits wonderkind en de jongste solist die ooit tekende bij platengigant Decca, bewijst met zijn indrukwekkende zin voor precisie dat ook in de 21e eeuw nog wonderkinderen kunnen opstaan. Inmiddels is de virtuoos achttien geworden en kan hij onmogelijk nog een onbekende heten voor het Britse publiek. Grosvenor won – alweer als jongste ooit – op 11-jarige leeftijd een wedstrijd van de BBC voor pianisten. Nog steeds is de solist aan de Britse publieke omroep verbonden, in een speciaal uitgewerkt programma dat zijn naam en faam moet doen toenemen. Grosvenor speelde ook al met een aantal grote orkesten en mocht de eerste avond van de BBC Promenade openen – eens te meer een leeftijdsrecord. Inmiddels is de jonge snaak net meerderjarig en kan hij zich dus niet langer verschuilen achter zijn leeftijd. Wel deed hij – onder andere dankzij het bewuste BBC-programma – al een pak podiumervaring op: de Royal Albert (Londen) en Canergie Hall (New York) hebben voor hem kortom geen geheimen meer. Dat heeft er mede voor gezorgd dat Grosvenor zich op zijn dooie gemak voelt in de studio en daar een technisch perfect recital kon inspelen. Inderdaad ligt de nadruk op zijn debuut voor Decca sterk op techniciteiten: hij speelt de muziek foutloos en zelfs zo accuraat, dat vermoed kan worden dat hij de partituren even goed van achter naar voor had kunnen spelen, ongetwijfeld met even virtuoos resultaat.
Met de muziek van Frédéric Chopin is de jongeling inmiddels niet helemaal onbekend meer. Voor EMI speelde hij een aantal werken in op hun integrale uitgave van diens werken. Bij Decca doet hij dat nog eens over met enkele stukken die hem na aan het hart liggen: de vier scherzo's, waartussen Grosvenor drie nocturnes plaatst. Beide vormen waren niet bedoeld om na elkaar te spelen, dus permiteert de solist zich de vrijheid om de volgorde te wijzigen. Goed gezien, want op die manier creëert hij een mooie spanningsboog van het heldere, eerste scherzo (met de potentie van veel meer grootsheid) richting het passionele tweede scherzo, dat zijn evenknie niet kent qua intensiteit in het derde en vierde scherzo. De kortere nocturnes voegen overigens een aardige tint toe tussen de langere delen, terwijl alles onmiskenbaar Chopin blijft. Met zijn fenomenale techniek mikt Grosvenor overigens ook op het welbekende Chopin-effect: hij vindt deze muziek niet opnieuw uit noch werpt hij er een totaal nieuw licht op, maar met moeiteloos rubato en grote inleving geraakt Grosvenor toch ook als vanzelf voorbij louter de romanticismen. Het volgende hoogtepunt van deze opname is uiteraard Ravels 'Gaspard de la nuit', waarop Grosvenor alweer zijn technisch hoogbegaafde vingers loslaat. Zijn 'Ondine' is (logischerwijs) feeëriek, 'La Gibet' donker en gevaarlijk, 'Scarbo' onheilspellend en duizelingwekkend. Een 'Gaspard' geheel en al volgens de verwachtingen dus, hoewel ook hierin Grosvenor de partituur zodanig getrouw overbrengt, dat de muziek haar werk doet en het verhaal vertelt. 'Le Gibet' verdringt niet in zwaarte – dat is zowel een verdienste als een klein minpunt. 'Ondine' mocht nog wat zachter zijn, en in 'Scarbo' doseert Grosvenor dan weer betrekkelijk weinig. Toch overtuigt de virtuoos in wat tot de moeilijkste pianoschriftuur aller tijden behoort. En dat is niet niets.
Tot slot vult Grosvenor het recital op en aan met een overgangsfiguur: Franz Liszt. Twee transcripties van Chopin-liederen leiden feilloos van de eerste componist naar Liszt zelf, terwijl de late Liszt van 'En rêve' al een voorsmaak lijkt te zijn op wat Ravel aan harmonische kleuren over de luisteraar uitstort. Bijgevolg getuigt dit debuut niet alleen van een grote technische bagage, wat eigenlijk geen uitzonderlijke verdienste is, maar ook een ontluikende muzikale maturiteit. Van deze werken zijn nog iets meer doorwrochte opnames te krijgen, maar wie Grosvenors leeftijd, goede smaak en gevoel voor programmatie en opbouw nu in ogenschouw neemt, begrijpt dat hier inderdaad wel eens een groot muzikant aan het klavier zou kunnen zitten.