Uri Caine-fans mogen niet klagen. Gemiddeld krijgen ze jaarlijks een nieuwe plaat voorgeschoteld, dikwijls in heel uiteenlopende bezettingen en in uiterst gevarieerd repertoire. Zo dateert Caine's laatste trioplaat al van 2004 en het betrof een live-opname in de Village Vanguard, met de nog steeds als drummer fungerende Ben Perowsky als percussionist en Drew Gress als bassist. Inmiddels werd Gress vervangen door een even gekend en belangrijk instrumentalist, met name John Hébert. Alweer spint Caine samen met bas en drums een complex muzikaal web, waarin de pianist zich zowel als virtuoos, componist, humorist en lyricus laat zien. Zelfs in trio-formaat blijft "avontuur" immers een kernwoord voor wie Caine's muziek beluistert. Tussen 'Siren', de nieuwe trioplaat, en de vorige maakte de Amerikaan niet voor niets eigenzinnige ode's aan onder meer Mozart en Verdi, twee albums met het psychedelische ensemble Bedrock en een plaat met klassieke composities voor pianokwintet. Met zijn muzikale kompanen binnen dit trio heeft Caine dan ook geluk: Hébert en Perowsky zijn eveneens avonturiers die via slinkse omwegen de karikatuur van de jazz durven opzoeken en in de schemerzone tussen satire en pure groove hun ding doen.
Alle composities op 'Siren' zijn van Uri Caine's hand, op een hakkelige versie van standard 'Green Dolphin Street' na. Voor dit nummer paste het trio zijn stijl echter niet aan: Caine kapte het thema in kleine brokjes en improviseert rond die ruïne van het thema in de bezwerende, funky stijl die hem eigen is. Perowsky pusht het trio aardig vooruit, terwijl Hébert ronkende baslijnen onder Caine's bochtige notennetwerk legt. 'Green Dolphin Street' illustreert dat jazz voor deze muzikanten om uitbundigheid en ongegeneerd exploreren van grenzen draait. Esthetici blijven bij Caine op hun honger: de typische melancholische escapades zowel als de stereotiepe flirts met gemakkelijk in het oor liggende voicings of ritmische spelletjes interesseren de pianist nu eenmaal niet. Dat wil echter niet zeggen dat er geen plaats is voor ontroering: 'Foolish Me' vormt het introspectieve hart van de plaat, met onder meer een prachtige solo van Hébert, waarvoor en waarna Caine met inventieve, expressieve jazz uitpakt. In 'Interloper' lijkt Caine enkele grootmeesters verbasterd te citeren en openingsnummer 'Tarshish' is dan weer een aardigheidje dat de musici met gevoel voor humor uitwerken.
Het meest jammerlijke aan 'Siren' is dat er te weinig "voor de eeuwigheid" wordt gemusiceerd. Het trio amuseert zich kostelijk en de luisteraar met hen, maar men wordt gauw gewaar dat er weinig van blijft hangen. Voor wie Caine al live aan het werk zag, zijn funky uitstapjes als 'Calibrated Thickness' iets te voorspelbaar. Ook elders op de plaat pakt de pianist wat te graag uit met de voor hem typische scheefgetrokken jazztoonladders die hij breed uitsmeert. Sommige riedels hebben ook iets te weinig richting ('Free Lunch' bijvoorbeeld), hoewel ze het tempo van de plaat hoog houden. Verveling krijgt op 'Siren' kortom geen kans, maar Caine's spel is zodanig eclectisch geworden dat afgeronde ideeën, zoals er op zijn klassieke conceptplaten meer dan genoeg te horen zijn, helaas nog amper aan bod komen. De totale indruk van de plaat is bovendien iets te chaotisch om van een mijlpaal in Caine's oeuvre te kunnen spreken.