Deze vijf jongelingen afkomstig van Portland, Long Island, wisten al eerder op grote schaal te charmeren dankzij twee ep’s die heerlijk zweverige shoegaze met huiskamersongstructuren vermengen in een intieme poprocksmeltkroes. Met de wat ijle, kenmerkende stem van de flamboyante Andrea Estrella voorop, weet Twin Sister emoties keurig te beroeren. Op debuut ‘In Heaven’ wordt deze lijn doorgetrokken, al lijkt het wel dat de band er nog niet helemaal uit is welke identiteit juist aan te meten.
‘In Heaven’ opent in elk geval hemels. ‘Daniel’ bevat een aardig stukje neo-folk, ondersteund door sprankelende elektronica. Een veelkleurig palet met analoge, spacy synthesizerklanken en extra digitale details wordt met een lichte discotoets door een drumcomputer aangevuurd. Ondanks een vrij kalme uitstraling propt Twin Sister zijn nummers boordevol nieuwe elementen die geen geduld hebben om de 4/4-structuur te respecteren. Ook de door gitarist Eric Cardona ingekleurde, tweede track (‘Stop’), die met licht weerbarstige snaarpartijen en een falset mannenzang nogal bevreemdend overkomt, bulkt van de nevengeluiden en details. Toch weet het vijftal aanvankelijk een mooie melodieuze melancholie aan te houden die in zijn verheven universum durft te rommelen met de gangbare wetmatigheden van de popmuziek.
Vanaf de derde song begint de inventiviteit echter wat af te brokkelen. Funky licks, een rollende bas en tamboerijn verglijden in een langdurige herhalingsoefening waarin vooral het gebrek van een sterk thema opvalt. Meer en meer treedt Estrella naar voren als eigenzinnige frontdame die soms nogal vreemde vocale grillen aanneemt en verdwijnt de magie. In een verheven ‘Luna’s Theme’ zorgt ze nog even voor een mooie engelmantra die uitmondt in een sferisch stukje kerkorgel. Maar meer en meer zorgt Twin Sister voor een pijnlijke ontnuchtering, die ingezet wordt door een licht burleske, jaren ’50 song ‘Spain’ met vurige trompet en wauwelende flangergitaar.
De groep is duidelijk de sporen kwijt en schakelt ondermeer over op een spaghettiwestern met surfgitaren (‘Gene Ciampi’) waarin de frêle stem van de zangeres geen draai vindt. In ‘Saturdaysunday’ komt de band helemaal aan de oppervlakte met een flauwe popsong zonder enige originaliteit en vol lelijke spraakaccenten. De producer is er inmiddels schijnbaar vandoor, want een geluidstechnische samenhang van instrumenten is ver zoek en de stekker van het keyboard dat voor ondersteunende sfeerelektronica zorgde, is al zo’n halve plaat geleden uitgetrokken. Wat aanving als een heerlijk dromerig, warm geheel is plots een nogal duffe en geforceerde lo-fi plaat geworden. Zonder de opmerkelijk veelzijdige kracht van bassist Gabe d’Amico had dit album het niet gered tot zijn hitpotentiële sfeerafsluiter ‘Eastern Green’.