Zelf noemen ze het filmische en warmbloedige jazz, maar eigenlijk is Tupolevs tweede langspeler niet meer of minder dan een conventioneel jazzplaatje aangevuld met enkele elektronische effecten. De muzikanten verstaan hun vak, maar door erg bedachtzaam te musiceren verliezen de muzikanten ergens onderweg een deel van hun spontaniteit. 'Towers of Sparks' klinkt er quasi over de hele lijn erg geconstrueerd door, alsof elke beweging in de muziek een weloverwogen keuze is. Daar is op zichzelf niets verkeerd mee, maar de keuzes die het kwartet soms quasi aanstellerig maakt, dragen dikwijls te weinig spanning in zich. De luisteraar hoort hoe ritmes nodeloos gecompliceerd worden gemaakt en telkens weer pakt Tupolev uit met slepende ritmes die na enkele nummers al niet meer echt weten te boeien.
Wél interessant zijn de klankescapades binnen deze groep. Met een bassist die af en toe (zoals in het slotdeel van het titelnummer) durft overstappen op cello, krijgt de luisteraar plots een andere stijl te slikken en dat weet af en toe wel te boeien. Ook biedt het perspectieven dat een van Tupolevs bandleden zich volledig wijdt aan elektronische effecten. Deze zijn niet erg prominent aanwezig, maar blijven juist onder het oppervlak zitten en zorgen vanuit die heel discrete positie toch voor het feit dat bepaalde composities heel sfeervol zijn.
Desondanks weet het Oostenrijkse viertal van Tupolev zich met 'Towers of Sparks' niet staande te houden. Pianist Peter Holy musiceert te geforceerd en zowel zijn bijdrages als die van Aleksandr Vatagin, die op cello af en toe een solistische rol opneemt, klinken te weinig gedragen. Het lijkt alsof de muzikanten te weinig in zichzelf geloven en hun experimenteerdrift sleept, door gebrek aan overgave bij de muzikanten, zelden mee. Wie het album alsnog een kans wil geven, hoeft zich anderzijds niet in te houden, want met een speelduur van net geen halfuur is deze plaat hoe dan ook geen tijdrovend schijfje.