Evenwicht, daar draait het om bij het Trio M. Sinds het ontstaan van de groep in 2006 dragen alle groepsleden composities aan, waardoor niemand teruggedrongen wordt (of zich kan terugtrekken) in de rol van sideman. Het gevolg is dat ook niemand zich op het voorplan moet wringen: iedereen kan zijn sterke kanten uitspelen en de combinatie van de individuele klasse van de muzikanten wordt dit trioverband nog uitvergroot.
De grote jazzmassa’s bereiken zal voor Trio M desondanks moeilijk blijven. Aan spektakel heeft het drietal immers een broertje dood, wat hen dan weer wel in staat stelt op vrank en vrij te spelen zonder te moeten omkijken of het allemaal wel virtuoos genoeg is en of ze wel in het juiste, hippe concept zitten. Beheersing, onderling aanvoelen en heel uiteenlopende composities maken van ‘The Guest House’, net als van voorganger ‘Big Picture’ een gevarieerde en indrukwekkende cd.
Wanneer er voor een lekkere drive gekozen wordt, komt die weer voor rekening van de heel precies en genuanceerd spelende Matt Wilson. Het treintje dat hij in gang zet in de titeltrack of de solo die hij beperkt tot het gebruik van de kleine trom in datzelfde stuk, zetten meteen de toon. In dezelfde track laat bassist Mark Dresser in zijn kaarten kijken. Met grote sprongen en vanzelfsprekend geïntegreerde effecten laat hij er geen twijfel over bestaan dat hij zijn rol veel groter ziet dan louter volgend of ondersteunend. Al was het maar omdat gelijkwaardigheid vaak ingebakken zit in de composities, zoals in ‘The Guest House’ en ‘The Promised Land’ (twee composities van pianiste Myra Melford) waar het trio exact gelijk te horen is in scherp ritmisch samenspel.
Als pianiste illustreert Melford dan weer hoe moeiteloos ze een solo kan laten openplooien. De overgangen van melodisch spel naar dissonante akkoorden, hoekige formules of in het rond spetterende klankvlagen klinken steevast vanzelfsprekend, alsof ze voor iedereen met een minimum aan bagage zelf te bedenken of te spelen zijn. Vooral in ‘Tele Mojo’, een van de twee meer open stukken van de hand van Dresser, komt ze bedrieglijk eenvoudig en speels uit de hoek. De Afrikaanse percussie die ze ontlokt aan de gedempte snaren is mogelijk nog te kopiëren, maar de ellenlange melodische bogen die ze trekt, getuigen van een bijzonder harmonisch en melodisch doorzicht.
Zo kan het Trio M wisselen van energieke stukken naar tragere composities zonder aan spanning in te boeten. ‘Ekoneni’ laat Afrikaanse invloeden doorschemeren en de vrij bewegende drums waarop bas en piano een zwevende melodie draperen, maakt het niet moeilijk om in ‘Al’ de referenties naar Albert Ayler te horen.
Hoe ver Trio M durft te gaan, wordt duidelijk in de fragielste nummers. In ‘Hope (For The Cause)’ creëren ze een kwetsbaar weefsel vol repetitieve formules. Het gemakkelijke wordt echter door overstegen door over elkaar rustpunten heen te spelen, waardoor de track naadloos blijft verder lopen. In ‘Even Birds Have Homes (To Return To)’ wordt de fijnbesnaardheid zelfs haast feeëriek met een muziekdoosachtige Melford en een afgemeten en piepend spelende Dresser, maar niet zonder dat de muziek een grote graad van abstractie blijft bewaren. Louter charmerend worden de muzikanten van Trio M immers nooit. Daarvoor is de klasse die ze hier op de hun kenmerkende bescheiden manier tonen, te groot.