Toen Rob Burger in 2004 het Tin Hat Trio verliet, besloten Carla Kihlstedt en Mark Orton het woord trio uit de groepsnaam te schrappen. Op 'The Sad Machinery of Spring' is Tin Hat echter geen duo, maar een heus kwintet geworden. Met de komst van Ara Anderson (koperblazers, piano, celesta, orgel), rietblazer Ben Goldberg en harpiste Zeena Parkins is de kleurrijke sound die het ensemble in het verleden liet horen ook nu gegarandeerd.
Fans van het oudere werk kunnen nog meer gerustgesteld worden: de vlotte melodieën en warme harmonieën van het ensemble laveren nog steeds tussen folk, klezmer, roots, filmmuziek op kamerniveau en salonjazz. De nostalgische sfeer van wandelingen in het park op zondagnamiddag, paardentrams en de eerste radio's is op de secuur gespeelde korte stukjes van het nieuwe album weer rijkelijk aanwezig. Toch is Tin Hat geen kopie van het Tin Hat Trio geworden, want meer dan vroeger laat het ensemble een wrangere kant horen met voorzichtig zoekende klassieke muziek. De muzikale precisie en de breekbaarheid van de klankkleur gaan hier echter niet onder lijden.
De vlotte kant van Tin Hat beheerst voornamelijk het eerste deel van de cd, van de droomwereld van 'Old World' – met een spokende viool van Kihlstedt – tot de stevige drive van 'Blind Papers Dragon'. In dit laatste nummer laat Tin Hat horen hoe speels en vanzelfsprekend een asymmetrische maatsoort kan klinken en hoe kleurrijke de sound van de nieuwe bezetting kan zijn.
'Daisy Bell' is het enige nummer met een vocale bijdrage en past naadloos in de licht weemoedige lijn van de groep. Met de stem van Kihlstedt walst het nummer behaaglijk en onweerstaanbaar uit de speakers als een lied uit vervlogen tijden, waarbij het geregeld wisselende arrangement wordt verrijkt met extra strijkers.
Wanneer de melodielijnen vreemder worden, harmonieën wat stroever klinken en er met de pianoklank (prepared piano) geëxperimenteerd wordt, zoekt Tin Hat andere horizonten op. Opmerkelijk is dat het niet alleen de nieuwkomers zijn die voor deze evolutie tekenen, al valt de heel eigen compositiestijl van Ben Goldberg niet te ontkennen. Zowel 'Drawing Lessons' als 'Intractable' vallen op door een sterk uitgecomponeerde polyfonie die eerder gericht is op muzikale verdienste dan op het strelen van het oor.
Met 'Dead Season' schreef Mark Orton een stuk waarbij de groepssound primeert op de melodie en ook Kihlstedt tapt met 'The Land of Perpetual Sleep' uit een ander vaatje. De semi-dissonante harmonisatie van de melodie, de drone-achtige begeleiding en de vrij bewegende harp zorgen voor een compositie die in het luchtledige lijkt te zweven. Met 'Janissary Band', een militaire mars in speelgoedformaat met glansrollen voor trompet, prepared piano en basklarinet, tekent Kihsltedt tevens voor een van de meest opmerkelijke nummers.
Dat de inspiratie voor 'The Sad Machinery of Spring' gevonden werd in het werk van de Pools-Joodse schrijver Bruno Schulz is geen noodzakelijke kennis om het album te beluisteren. De musici van Tin Hat blijven immers gewoon doen waar ze het best in zijn: ongegeneerd mooie muziek maken, zij het af en toe wat minder melodisch dan enkele jaren geleden.
Meer over Tin Hat
Verder bij Kwadratuur
Interessante links