In 2010 stonden These New Puritans met het repertoire van hun tweede album ‘Hidden’ in de Chateautent van Pukkelpop, met enkele houtblazers die een prominente rol toebedeeld kregen. Een geluidstechnicus zou voor minder loopbaanonderbreking aanvragen. Het live brengen van ‘Fields of Reeds’ zal nog een grotere inspanning vragen. Met een kamerorkest en een koor in de rug zien de heren het deze keer immers nog net iets groter.
Toch is ‘Field of Reeds’ geen TNP go classic geworden: geen romantische klankdekens gebruikt, geen neoklassiek voor bij kaarslicht en al helemaal geen symfonisch bombast. De stevige bezetting wordt vakkundig gedemonteerd, waarbij de ene sectie binnensluipt, terwijl de rol van de andere verdampt. De muziek laat zich bijgevolg niet vastpinnen en is constant in beweging.
De groep denkt verder dan de klassieke songs. Strofes en refreinen worden gemaskeerd door klanktechnisch heel secuur uitgedachte arrangementen, waarbij het afbouwen van de muziek evenveel aandacht krijgt als het opbouwen. Vooral in ‘Fragment Two’ is de nochtans bescheiden aankleding zo wisselend dat van de basisriff soms alleen nog wat vage sporen opvallen.
Nog uitdagender is het gecomponeerde materiaal zelf. Opperpuritein Jack Barnett drijft zijn nummers tot over de grens van de tonaliteit. De vreemde melodische lijnen en de onvoorspelbaar kerende harmonieën tarten alle wetten van de populaire muziek, zonder te vervallen in anarchistische grootspraak. De combinatie van deze verwrongen taal en de atypische arrangementen maken de muziek tot een bij momenten delicaat vlechtwerk, waarin de luisteraar zijn weg maar moet zien te vinden: niet leuk voor wie het hapklaar wil hebben, een cadeau voor wie graag even wankelt.
Zo wordt de luisteraar een semimagische wereld binnengeleid die weinig houvast biedt. Tempi worden zo uitgerekt dat al het metrische besef vervaagt en voorspelbaarheid wordt tot een minimum gereduceerd. ‘The Light in Your Name’ is een van de muzikale hoogtepunten van het album waar de typische, niet te voorziene bewegingen van de melodie gedragen worden door een close-harmony arrangement in de stemmen, waarna koperblazers voor een even dissonante als ruimtelijke, psychedelische akkoordopbouw zorgen: groots, maar met een ongemakkelijke grimas.
‘V (Island Song)’ blijft lang in een meer herkenbare bezetting van piano, drum en stem hangen, maar de verwrongen compositie negeert opnieuw de ongeschreven muzikale wetten. Halverwege het nummer lijkt een brug ingezet te worden, die eigenlijk een minutenlang naspel zal blijken: een meditatie op de hoofdmelodie die hoger en lager getransponeerd wordt en waarvan de ritmische onevenwichten extra in de verf gezet worden. Geleidelijk aan vervliegt zelfs dit melodische gegeven, alsof het nummer als een sonoor Atlantis in de zee zinkt.
Daar blijft het album dan even hangen voor ‘Spiral’. Met een opmerkelijke blend van gestreken contrabas en lage koperblazers, verknipte stemmen en de inzet van een kinderkoor en gastzangeres Elisa Rodrigues lijkt de luisteraar een rondleiding te krijgen in de gezonken stad. Met ‘Organ Eternal’ zit de muziek weer meteen bovenwater, dankzij de ritmisch complexe, roterende orgellijn waarmee de groep nu in het spoor van repetitieven à la Steve Reich belandt.
‘Field of Reeds’ is een album dat zich niet zomaar laat kennen: zweven met een statige noblesse ondanks de bizarre kronkels, geheimzinnig en verleidelijk dankzij heel persoonlijke composities en arrangementen en bijgevolg single-gewijs een regelrechte ramp. Kortom een prachtplaat.