Net zoals Steve Lacy zelf een ambassadeur was voor de muziek van Thelonious Monk, werpt een handvol muzikanten zich momenteel op als promotor van het repertoire van de 8 jaar geleden overleden sopraansaxofonist. Onder leiding van Josh Sinton bracht het kwartet Ideal Bread al twee albums uit met Lacy-composities en nu is er ook The Whammies, een sextet samengebracht door de Nederlandse saxofonist Jorrit Dijkstra en de Griekse pianist Pandelis Karayorgis, dat met haar debuut overal goede punten scoort.
Dijkstra en Karayorgis verzamelden voor dit project een indrukwekkende internationale cast rond zich: met bassist Nate McBride en trombonist Jeb Bishop haalden ze enkele van Chicago’s finest van stal, daar voegden ze violiste Mary Oliver (vooral bekend van het ICP Orchestra) en drummer Han Bennink aan toe. Het sextet is dus voorzien van een kwaliteitslabel, wat noodzakelijk is om Lacy’s muziek niet in het banale te laten verzanden.
De composities van de gedurende lange tijd ondergewaardeerde sopraansaxofonist worden meestal gecatalogeerd onder avant-garde. Toch straalt veel van zijn werk een ontwapenende simpliciteit uit, zoals thema’s die slechts enkele noten bevatten of humoristische nabootsingen van bekende geluiden. Het voldoende uitdiepen van dit materiaal is essentieel voor ieder die zich aan deze stukken waagt. Het spelen met timbre, metrum en andere parameters (en hun onderlinge interactie) is namelijk wat deze muziek zo interessant maakt en The Whammies – de groepsnaam is afkomstig van de gelijknamige Lacy-compositie – hebben dat goed begrepen.
Het compleet binnenstebuiten draaien van ‘Ducks’, een van de meest humoritische en zelfrelativerende stukken van de Amerikaanse saxofonist, is daar een uitstekend bewijs van. Net zoals Lacy zelf placht te doen, persen Dijkstra en Bishop hier in een kwakend duet allerlei snerpende klanken uit hun instrument. Enkele kale lijnen en een eenvoudige melodie zijn de enige leidraaden in dit grotendeels door improvisatie tot stand komend werkje. Als die leidraden dan nog eens verhakkeld terug in het verhaal worden geworpen, zoals Karayorgis doet met tegendraadse metrische accenten, wordt duidelijk hoe rijk en uitdagend deze muziek kan worden uitgewerkt.
De gekozen stukken vormen een aantrekkelijk en charmant geheel. Experimenteler werk wordt beperkt tot ‘The Wire’ en ‘I Feel a Draft’ (waarin Dijkstra hoge, analoge frequenties opwekt met de lyricon), terwijl het overgrote deel van de plaat swingt als in de beste jazztraditie. Bennink, die zelf geruime tijd met Lacy speelde, voelt zich als een vis in het water in composities als ‘Bone’, ‘Dutch Masters’ en het door Monk geschreven ‘Locomotive’, het enige niet-Lacy stuk op het album. Ook Oliver (slechts te horen op de helft van de tracks) laat zich niet onbetuigd en dan vooral in ‘As Usual’, waar ze het laken naar zich toe trekt met een tactiek van trage glissandi en hoge dubbelgrepen. Voor enkele minuten gaat ze haar medespelers overstijgen, iets wat deze schitterende band voor de rest overigens nergens laat gebeuren.
Ook de solistische bijdragen zijn meer dan de moeite waard, maar staan in de schaduw van het uitstekende ensemblewerk, dat als in verschillende laagjes constant over elkaar heen schuifelt. The Whammies stuiteren op hun eerste plaat flink in het rond en zorgen zo voor een hoop welverdiende aandacht voor een repertoire dat in de jazzgeschiedenis nog steeds te veel in het donker staat. Een vervolg is meer dan welkom.