Porter is een oud, bruin, Engels bier. Er zijn dus best wat gelijkenissen met het gezelschap The Porters, dat met zijn Keltische folk ook de gezelligheid van groezelige pubs opzoekt. Derde langspeler ‘Rum, Bum and Viola’ biedt dan ook voldoende vertier voor een stevige avond vol drinkgelach.
Het valt in elk geval niet meteen op dat The Porters een Duitse band is. Anders dan landgenoten als Fiddler’s Green of Auld Corn Brigade, opteert deze vaak van bezetting wisselende band niet voor de populaire, uitgemolken punkfolkformule, maar verkiest ze veeleer een soort van melodieuze folkrock waarbij fluit en vedel natuurlijk een belangrijke plek opeisen.
Dat biedt veel zuurstof, want zo kan een ballade als ‘Shine On’ (“don’t let the bastards drag you down”) perfect naast een stevigere rocker als ‘Love Train’ staan met zijn vol in het zadel staande elektronische gitaren. En natuurlijk gaat het ritme al eens een keertje de hoogte in. ‘Out of this Town’ opent als een mooie smartlap, maar werkt zich al spoedig op om tot Pogues-achtige meerstemmigheid met opgeklopte drums uit te komen. Maar dankzij de heerlijk rauwe stem van frontman Volker Grüner en de melancholie van de viool van nieuwkomer Silke is dit nummer een stevige knal in de roos.
Een ander opvallend feit, is dat The Porters meer en meer afstand nemen van Ierse en Schotse accenten en zich richten op americana en country. Grüner zingt over Jesse James, heeft voor het openingsnummer met de Spaanse titel ‘Canción de la Muerte’ duidelijk inspiratie bij Ennio Morricone gezocht, neemt al eens de banjo of mandoline ter hand en schuift de rum duidelijk voor de Guinness en de whisky (terwijl debuut ‘A Tribute to Arthur Guinness’ nog duidelijk de andere richting uit wees). Afsluiter ‘’39’, een cover van Queen, is dan ook een intieme americanasong die door merg en been snijdt.
Dat het geen twaalf keer prijs kan zijn, is bij deze vergeeflijk. De titeltrack, een Spaanse paellastamper waarbij een klagende viool zich met vurige trompet vermengt en “la la la”-gelacht uitmondt in een soort van Balkanfeestje, hoeft niet echt. Verder is klassiek pianospel nogal een vreemd ingrediënt in deze ruwe volksmuziek, ook al biedt het warme melodieën aan (en vallen de toetsen wel op hun plek wanneer ze de rol van pianola vervullen in de speedballade ‘Jesse James’).
The Porters tonen aan dat Duitsland, Ierland en America muzikaal erg dicht bij elkaar kunnen liggen. De samensmelting van verschillende stijlen en culturen lijkt hier haast een vanzelfsprekendheid. Zo laat de band de brede schare concurrenten die bij Iers gejengel blijven zweren, ver achter zich. Bovendien ontbreekt het dit plaatje niet aan spelplezier, kwaliteit en goede songs. Met iets minder dan dertien tracks had het verhaal nog iets compacter kunnen zijn, maar laat dat argument de glimlach niet verdrijven.