Twee artiesten met een totaal verschillende achtergrond die samen een muzikaal project uit de grond stampen: dat kan zowel zwaar tegenslagen als een uniek spektakel leveren. In het geval van The Partchesz is er zeker geen reden tot paniek: Nathalie Delcroix (Laïs) en Bjorn Eriksson (Maxon Blewitt, Admiral Freebee) hebben beiden al hun sporen verdiend in de sector en bewezen stevig muzikaal begaafd te zijn. Met deze band (uit te spreken als 'de paardjes') betuigt dit duo zijn gezamenlijke liefde voor countrymuziek en bluegrass. Verwacht echter geen wilde rockabillydingen of kabbelende, saaie banjotoestanden. Dit plaatje is een heerlijk lome, spanningsvolle trip die zowel desolate woestijntoestanden verheerlijkt, alsook de roes draagt als resultaat van te lang aan de vredespijp te lurken of te diep in de whisky te duiken.
Opmerkelijk feit: The Partchesz kleedt zijn countrysongs in een jasje dat niets meer met koeienvellen of afhangende frennen te maken heeft. Ondanks covers van cowboyhelden Hank Williams, Lefty Frizzell of oppersherrif Johnny Cash, heeft elektronica de plaats ingenomen van traditionele instrumenten. Een roze, haast puberale speelgoedhoes verbergt duistere, mysterieuze muziek. Partchesz aarzelt niet om te misleiden. Ergens in dit plaatje zit inderdaad een rode draad van country en bluegrass. Slidende en jankende cowboygitaren, kort afgeblokt, banjo-achtig getokkel en het typerende geslachtsspelletje van mannen- versus vrouwenzang komt meermaals boven. Vooral een akoestisch en dof 'What if' of het heerlijk vocaal twistende 'Honky Tonk Man' zijn pure Westernproducten. Meestal overheersen echter elektronische manipulaties of toevoegsels die deze muziek een sinister en morbide karakter aanmeten. In het door Sinéad O' Connor bezongen 'Success' zorgen een loom ritme en donkere pianotoetsen voor een sarcastisch trekje en het prachtige 'The Banks of Ohio' wordt met veel windgeluiden een erg kil en broos nummer. Bij momenten gaan deze twee cowboys zelfs de industriële toer op. Waar Nirvana van 'In the Pines' nog een pure rockballade maakte ('My Girl'), zorgen overstuurde machinale klanken en een hardnekkig rinkelend belletje hier voor pure abstractie en vervreemding, ook al komt een solerende slidegitaar het geheel later ondersteunen. De afsluitende traditional 'Ol Bagnum' gaat helemaal over kop met de hoge, ontdubbelde zang van Nathalie die de industriële 'wall of sound' van diep drommende bastonen en tikkende ritmen doorklieft. Zet daar een mysterieuze, bezwerende versie van 'Working on the Building' tegenover die met handengeklap als een indiaanse sjamanendans klinkt en het is duidelijk dat deze cd verder reikt dan de weidse prairievlakten.
Wat The Partchesz hier presenteren lijkt op een lage, duistere droom met enkele herkenbare countryopflakkeringen. Zonder ook maar een ogenblik te steigeren of geforceerd over te komen, glijden zomaar eventjes veertien liedjes op een akelig intrigerende manier voorbij. Wie durft dan niet voorzichtig te beweren dat dit unieke project beide artiesten in hun beste muzikaal daglicht ooit plaatst?
Meer over The Partchesz
Verder bij Kwadratuur
Interessante links