The Moon Invaders zijn al meer dan tien jaar een goed bewaard, Belgisch geheim dat in de wereldwijde reggaescene ontzettend hoge ogen gooit. Het negenkoppige gezelschap rond de broers Hardison zweert immers al jaar en dag bij strakke, authentieke ska-feestmuziek. Dat doen ze overigens best goed, want wie als begeleidingsband mag fungeren van wijlen Alton Ellis of op tour mag met Skatalites-zangeres Doreen Shaffer, staat aan de top in de scene. De vierde studioplaat ‘The Fine Line’ volgt op een tour doorheen de Verenigde Staten en belooft dat internationale verhaal nog wat uit te breiden.
The Moon Invaders halen moeiteloos de geest van de jaren ’50 en ’60 terug boven. Er wordt even teruggereisd naar Kingston, ten tijde van Skatalites, Desmond Dekker of Laurel Aitken. Het gaat dus om onversneden oldschool ska en rocksteady. Twee, maximum drie minuten durende, samen gezongen liefdesliedjes worden voortgedreven door een gezapig hoppende contrabas en kort gedempte reggae-akkoorden, afkomstig van een superstrakke blazerssectie. Dit is muziek voor een dansavond in een ballroom, boordevol passie en charisma. Om het helemaal mooi te maken, hebben The Moon Invaders gekozen voor een heerlijk doffe, authentiek aanvoelende productie die van Clement Dodds befaamde Studio One afkomstig zou kunnen zijn, moest de samenzang net iets minder helder klinken.
De grote kunst naast het zoeken van leuke melodietjes en het neerzetten van een strakke begeleiding bij de soulvolle croonerzang van Matthew Hardison, is om binnen dit sterk afgebakend muziekgenre toch de nodige variatie te voorzien. En die kunst beheersen The Moon Invaders bovenal. In een iets trager huppelend ‘Just a Po’ Boy’ neemt een vintage Hammondorgeltje de begeleiding op zich, terwijl de uptempo meezinger ‘Pick Up the Pieces’ de piano laat soleren in plaats van de gebruikelijke trompet. Een instrumentaal tussendoortje hier en daar wisselt de overtuigende liefdesliedjes af. Op die manier draait dit gezelschap op nog geen veertig minuten tijd met gemak veertien songs door de installatie.
Het enige dat ontbreekt, zijn de onsterfelijke blazerthema’s die echte traditionals zo onsterfelijk maken. Dat is wat spijtig, want het reduceert een zangloos ‘Red Tail Hawk’ tot een tussenliggend niemendalletje. Gelukkig loodst frontzanger Matthew zijn band verder moeiteloos doorheen deze erg fijne plaat, met veel beklijvende voor- en nazangpartijen (zoals in een heerlijk Afrikaans klinkend ‘Atchafalaya Basin’ blijkt). Om te bewijzen dat de band het helemaal heeft, wordt afgesloten met een heerlijk sobere skasong ‘Waiting on a Sign’, slechts vormgegeven door een minimaal contrabasmotief en een handklapritme. Het blijkt te volstaan om los door de ziel te snijden.
Wie ‘The Fine Line‘ beluistert, zal haast niet geloven dat het hier om een nieuwe plaat gaat. Dit album draait om authenticiteit en traditionele klasse. Tegelijkertijd blijven The Moon Invaders netjes binnen de nauwe grenzen van het skagenre. Al die zaken maken ‘The Fine Line’ misschien wat moeilijker klinkt voor mensen die niet zozeer door het ska-virus gebeten zijn. Maar wie aandachtig durft te luisteren, zal toch niet kunnen ontkennen dat er hier een puike muzikale prestatie wordt neergezet.