Al wie in 2008 het debuut van The Leisure Society hoorde, bleef nog even met de glimlach achter. Nick Hemming en de zijnen brachten namelijk zo’n goedgeluimde folkpop, zoals die in geen jaren meer was verschenen. Dit leverde hen stapels complimenten op en een bevredigende airplay voor de single ‘The Last Of The Melting Snow’. Bovendien kwam Guy Garvey, frontman van Elbow, uit de kast als ernstige liefhebber. Parallel met dit succes stegen echter ook de verwachtingen voor de opvolger.
‘Into The Murky Water’ is de benaming van deze nieuwe worp en het moet onmiddellijk worden gezegd: de cover oogt afgrijselijk, waar enkel lovend gedaan kon worden over die van het debuut. Ondanks dat het oog ook wat wil, is hier evenwel vooral het oor van tel en op dat vlak weet het Britse achttal wél meteen doel te treffen. Het titelnummer blijkt namelijk te beschikken over één der meest avontuurlijke en intrigerende intro’s van het jaar. Deze lijkt gestoeld op een ganse fanfare, waarbij de nadruk op percussie ligt. Onmiddellijk wordt het duidelijk dat The Leisure Society verder is gegaan op het pad waar ze met voorganger ‘The Sleeper’ waren geëindigd. Ook noopt een dergelijke opening het doorprikken van de hardnekkige mythe als zou The Leisure Society de Britse tegenhanger zijn van Fleet Foxes. Daarvoor brengen de zes mannen en twee vrouwen veel te zoetgevooisde en soms wel erg uitgebreide klanken voor. Een tweede voorbeeld – die de vergelijking dan ook helemaal wegblaast – is ‘Dust On The Dancefloor’. Van begin af aan komt dit onder meer door het hitsige ritme, dat waar nodig nog wat opgesmukt werd met wat samenzang, zeer complexloos over. Dit had een hoogtepunt kunnen zijn, ware het niet dat de gebalde ‘lalalala’ op het einde misschien wel net dat tikkeltje té complexloos is.
‘This Phantom Life’ zet vervolgens de meest groteske kant van de groep – met gepaste vleugjes barok – in de schijnwerpers. Hiervoor worden nadrukkelijk strijkers- en blazerarrangementen in de strijd gesmeten. Ondanks dat het onderliggende instrumentarium een knallend slot in zich draagt, werpt het eerder aangehaalde – en nu nog krachtiger verschijnend – lalala-koor opnieuw roet in het eten.
Dat laatste wordt enigszins goedgemaakt in de bewogen trage nummers. Binnen deze categorie dienen ‘The Hungry Years’ en ‘I Shall Forever Remain An Amateur’ (een pluim voor de titel) van een vermelding te worden voorzien, daar beiden opvallen door hun sobere verschijning op een album gekenmerkt door een klankenweelde. Het orkestrale arrangement dat onder meer ‘Our Hearts Burn Like Damp Matches’ ten tonele brengt lijkt dan een meer typerend traag lied voor ‘Into The Murky Water’.
Op hun tweede album spoort The Leisure Society zoals hierboven reeds meegegeven complexloos verder op de lijn die ze eerder aangevat hadden. Toch wisten ze in hun kenmerkende overvrolijke folkpop hier en daar wat extra accenten aan brengen, zoals de beklijvende arrangementen of een heerlijke intro. Als dit achttal nu nog weet af te raken van de soms erg simpele vocale outro’s (lalala), dan zijn ze mooi op weg om een blijver te worden.