Van de originele Ipanemas blijft nu alleen nog percussionist en vocalist Wilson Das Neves over, sinds de andere legendarische knar van de formatie, Neco, in 2008 afscheid nam van deze wereld. Hoewel het personeelsbestand van de groep sinds de zestiger jaren dus bijna volledig gewijzigd is, blijft de groep ook met dit zesde album garant staan voor ontspannen bossa nova met een expliciete Afrikaanse inslag, en met de wortels stevig in de samba.
Het is moeilijk aan zorgen te denken tijdens een nummer als ‘Que Beleza De Nega’. Het is één van de tracks die opgehangen is aan de sappige Portugese zang van Das Neves. De rolverdeling van de begeleidende instrumenten is typisch voor deze plaat. Qua cool krijgt Das Neves’ zangpartij duchtig competitie van Vitor Santos die, zoals in meerdere nummers, de show steelt met zijn zowel soepele als lome trombone. De akoestische gitaar en het orgeltje spelen een uitgesproken dienende rol, terwijl de percussie vitaliteit en finesse ademt.
Het volledige percussie-arsenaal wordt pas bovengehaald in de bezwerende afsluiter ‘Eparrei’ met een prominente berimbau. De bijdrage van de veterane gastvocalise Andrea Martins is hier de kers op de taart, maar het breekbare karakter van haar stem gaat in een nummer als ‘Lembranças’ overhellen naar onvast.
De Afrikaanse invloed is duidelijker aanwezig in de percussie-intro van ‘A Cara Dele’, hoofdzakelijk een duet tussen percussie en de trombone van Santos. Maar het is pas in het montere ‘Euê Ô’ - met zijn kleine trommeltjes en groepszang - dat een vergissing van continent nu en dan echt mogelijk wordt.
Spectaculaire climaxen heeft ‘Que Beleza’ niet te bieden. Waar ‘The Ipanemas’ in de jaren zestig een belangrijke nieuwe impuls gaven aan de bossa nova, brengt dit album bovendien weinig vernieuwing. ‘Que Beleza’ blijft wel een gezapige, hartverwarmende zomerbries.