Tenorzanger John Potter was jarenlang een vast lid van het 'Hilliard Ensemble', een vierkoppig vocaal gezelschap dat zich voornamelijk toelegt op Middeleeuwse en Renaissancemuziek. Daarnaast werkte dit ensemble geregeld samen met hedendaagse componisten, waardoor Potter ook met moderne vocale muziek vertrouwd geraakte. Zijn interesse in dit domein uitte zich ook in een aantal projecten rond elektronica, waaronder elektronisch vocaal theater. In 2003 kreeg Potter een aanbod om voor het platenlabel ECM eigen opnames te maken, en dit resulteerde in het Dowland Project. Het opzet achter deze onderneming is een hedendaagse benadering van Renaissancemuziek, waarbij vrijheid en creativiteit centraal staan. De muzikanten interpreteren de composities en improviseren op de bestaande melodieën, zonder de authenticiteit van de oorspronkelijke werken uit het oog te verliezen.
In tegenstelling tot de vorige twee cd's van het Dowland Project, is op 'Romaria' geen enkele compositie van componist John Dowland (1563-1626) terug te vinden. De titel 'Romaria' duidt niet alleen op het woord 'aria', maar refereert ook naar de christelijke bedevaartstochten in Portugal en Brazilië. Dit uit zich ook in de gevarieerde keuze van nummers op deze cd, gaande van religieuze muziek uit de 12de eeuw, minneliederen, monofone Iberische volksliederen tot de polyfonie van Josquin Desprez en Orlandus Lassus. Opvallend is ook de keuze voor aan aantal anonieme liederen uit het Carmina Burana Manuscript, die zich volgens Potter net omwille van hun anonimiteit leenden tot de creatie van iets nieuws.
De 'crossover' tussen oude en hedendaagse muziek wordt door het Dowland Project op verschillende manieren gerealiseerd. In de eerste plaats zorgt de interactie van de musici, elk met een heel verschillende achtergrond, voor een uniek samenspel waarin hun affiniteiten met zowel oude muziek als jazz, folk en improvisatie duidelijk te merken zijn. Voor elk nummer vertrokken zij vanuit de oorspronkelijke melodie, waar ze tijdens het spelen improvisatorische fragmenten aan toevoegden of experimenteerden met verschillende bezettingen. 'O beata infantia, een lied dat in de 13de eeuw a cappella gezongen werd, wordt door het Dowland Project bijvoorbeeld hervormd tot een melodie met gitaarbegeleiding en saxofooninterventies. Ook de instrumenten die zij gebruiken dateren uit zeer verschillende tijdperken: de meer authentieke instrumenten zoals viool, blokfluit, barokgitaar en vihuela worden gecombineerd met een sopraansaxofoon en basklarinet. In 'Veris Dulcis' draagt de klankkleur van de basklarinet (die trouwens zeer goed past bij de zachte tenorklank van John Potter) bij tot het meditatieve karakter van het nummer. Ook de sopraansax wordt in het geheel geïntegreerd zonder de eigenheid van de muziek te verstoren. In 'Ora pro nobis', het meest vrolijke en dansachtige nummer op deze cd, geeft dit instrument de muziek een wat frissere toets, terwijl het in het klaaglijke 'Dulce solum' zorgt voor een iets hoopvollere sfeer.
Ondanks de grote variatie aan nummers en instrumenten uit verschillende periodes, is de overheersende sfeer op 'Romaria' heel monotoon en vooral heel somber. Tot de trouveremuziek behoren ook heel wat vrolijke dansen, maar deze zijn hier niet terug te vinden. Wie echter voor deze eerder duistere atmosfeer te vinden is, zal zijn gading zeker vinden op deze cd. Fervente aanhangers van de authentieke uitvoeringspraktijk zullen dan weer afhaken door het gebruik van moderne instrumenten. Wel is het Dowland Project in haar opzet geslaagd om oude muziek vanuit een nieuw perspectief te benaderen, al mist deze opname op bepaalde vlakken nog aan vindingrijkheid en pit.
Meer over The Dowland Project
Verder bij Kwadratuur