Het Amerikaanse jazztrio The Bad Plus is lange tijd een hype geweest die jongeren met een interesse voor de hedendaagse rock- en popscène over de streep trok om toch maar eens de jazz uit te proberen. De legendarische cover van 'Smells Like Teen Spirit' staat wat dat betreft in vele geheugens gegrift. Het trio heeft popklassiekers echter altijd met een zuiver jazz-opzet benaderd, wat betekent dat in zo goed als elk nummer uitgebreid werd geïmproviseerd en dat zowel drummer als bassist de vrijheid kregen om te doen waar ze zin in hadden. Op die manier vond The Bad Plus eerder aansluiting bij onder meer de Zweedse collega's van wijlen het Esbjörn Svensson Trio, meer dan bij de nieuwe Britse semi-topgroep onder leiding van Neil Cowley. Helaas is The Bad Plus altijd een tikkeltje minder experimenteel geweest dan het EST, waardoor hun laatste cd's zich moeilijk lieten onderscheiden van elkaar. Vorig jaar was er dan het fameuze project met zang erbij, wat nog een extra rem bleek op de creativiteit en niet bepaald een schitterend album opleverde. Verrassend is dan ook dat The Bad Plus plots terug in het voetlicht treedt met het echte werk: geen (pop)covers, geen slappe samenwerkingen, maar gewoon samenspel van het zuiverste soort en loeihard gejam zonder complexen.
Tien eigen composities telt de nieuwe plaat en als vanouds geven pianist Ethan Iverson, bassist Reid Anderson en drummer Dave King volop van katoen. De stukken zijn wederom heel catchy en vormen een ideale springplank voor Iversons hyperkinetische improvisaties die alle kanten tegelijk uitwaaieren. Met het absurde 'The Radio Tower Has a Beating Heart' is het al meteen raak en vanaf dan kan het gewoon niet meer stuk. De meeste composities komen van Reid Anderson, die dikwijls tekent voor meer ritmisch gelaagde experimenten waardoor de muziek nogal woelig en zoekend gaat klinken. Iverson is een ideale improvisator om de grenzen van dergelijke stukken af te tasten, hoewel hij te vaak dezelfde kunstjes uit de kast haalt en eigenlijk meer noten speelt dan goed is. Ook in Buffalo Collision, een groep rond Tim Berne waarin Iverson en King tevens aantreden, valt eveneens op dat Iverson geen bodemloos vat vol inspiratie is. King is in verhouding de creatiefste van de drie, wat hij illustreert met schijnbaar ongeordende, vlotte begeleidingen. Nochtans zit hij niet verlegen om een stevig rock-ritme hier en daar, wat een stevig fundament vormt voor de uitspattingen van de overige twee bandleden. Anderson is, en dat is vreemd om vast te stellen, het minst interessante bandlid in de improvisaties, omdat die soms maar wat lijken aan te modderen.
Met zijn grote gevoel voor melodie zijn Kings stukken het leukst: bovenvermelde openingstrack is een overweldigende waterval aan noten, 'My Friend Metatron' een ontroerende, mierzoete ballade en afsluiter 'Super America' een feestelijk vaarwel. Iversons composities zijn eerder clownesk, terwijl Anderson een mooi evenwicht vormt. Hoewel niet altijd even scherp, is 'Never Stop' een plaat die in een mum van tijd over de luisteraar heen walst en deze sprakeloos achterlaat. De flitsen van genialiteit zijn er, het spelplezier druipt er langs alle kanten vanaf en lefgozers zijn het nog steeds alle drie. Zijn tienjarig bestaan mag The Bad Plus dus vieren met een plaatje die de ongepolijste stijl van de beginjaren weer helemaal in gedachten roept. Dit is jazz met ballen oftewel rock met een stortvloed aan ideeën, afgewisseld met af en toe een innemend, triestig lied. Het ideale album voor een huis-, tuin- of keukenfeest tot in de vroege uurtjes?