'Lonelyville' is de naam van het kwintet rond pianiste Sylvie Courvoisier waarvan de bezetting (piano, viool, cello, drum en elektronica) sterk afwijkt van de gangbare norm(en). Hetzelfde kan gezegd worden van de muziek. Zeker in een tijd waarin het label eclectisch te pas en te onpas wordt bovengehaald is het verrassend om horen hoe muzikanten invalshoeken van jazz, hedendaagse gecomponeerde muziek en improvisatie kunnen samenbrengen in een hele eigen en vooral natuurlijke sound.
Enerzijds heeft dit te maken met de musici van Lonelyville. Eerst is er de pianiste met haar indrukwekkend vocabularium: fragiel en fijn wriemelend, Teutoons donderen of potent maar tegendraads swingen. Violist Mark Feldman brengt zijn zuivere lyriek mee die wonderwel past bij de elektronica van Ikue Mori. Haar klikken, klakken, tikken, druppelen, schuifelen en ratelen klinken heel vanzelfsprekend en liggen in het verlengde van de akoestische instrumenten. Door de perfecte dosering van cellist Vincent Courtois en drummer Gerald Cleaver (hoe gemakkelijk zou een louter virtuoze, maar narcistische drummer hier de balans scheef kunnen trekken) wordt Lonelyville een kwintet dat daadwerkelijk als vijftal opereert.
Dat Courvoisier toch de onbetwiste leider blijft, mag blijken uit haar composities. Die zijn van een betoverende schoonheid. Dankzij het semi-tonale, licht dissonante en de ambitieuze, maar duidelijke opbouw overstijgen ze echter ook het voor de hand liggende. Muzikale ideeën worden herhaald, gevarieerd en verwerkt. Daartussen is er improvisatorische ruimte, maar door de kwaliteit van de muzikanten en de composities vervaagt het onderscheid tussen compositie en improvisatie.
Hoe goed Courvoisier grotere, bijna symfonische muzikale vormen beheerst blijkt uit de langste stukken van 'Lonelyville'. In het meer dan 22-minuten durende 'Texturologie' laat ze horen tot welke compositorische arbeid ze in staat is. Na een fragiele inzet nemen stuurse blokakkoorden in de piano het heft in handen. Een echte breuk is dit echter niet te noemen, aangezien de akkoorden uit dezelfde harmonische grondstructuur lijken te komen als het kwetsbare begin. Op het einde wisselen de strijkers imitaties van eerder gehoord materiaal uit, waarna de blokakkoorden van de piano en later de drums de muziek doen verhevigen. Hier wordt duidelijk hoe Courvoisier door de structuur van haar composities de soms drastische sfeerveranderingen heel vanzelfsprekend doet klinken. In 'Cosmorama' is het refrein een ratelende riff die verandert in tempo, intensiteit en klankkleur. In deze track is de flexibiliteit van Mori's elektronica het opvallendst. De symbiose van de laptopgeluiden en de inside piano geluiden van Courvoisier is quasi totaal. Ook fraai is de inzet van de akoestische instrumenten die uitloopt in de elektronica: een klankeffect dat lijkt te knipogen naar Messiaens 'Turnagalîla Symfonie'.
De laatste en kortste stukken van de cd zijn merkelijk abstracter. In 'Contraste 2005' worden het verloop en de duur van de melodieën onvoorspelbaar. De betovering gaat echter niet verloren, ook niet in de afsluitende titeltrack waarin alle klassieke houvast verdwijnt. De muziek neemt hier de gedaante aan van loutere klank die echter zo perfect beheerst wordt dat de transformaties ervan gebeuren zonder dat de luisteraar het gevoel krijgt dat het moeilijk wordt. Een kwaliteit die alleen de groten kunnen leveren en met 'Loneylville' bewijst Courvoisier nogmaals dat ze dubbel tot deze categorie behoort: als pianiste en als componiste.
Meer over Sylvie Courvoisier
Verder bij Kwadratuur
Interessante links