Hoewel Stravinsky waarschijnlijk meest gekend is omwille van 'Le Sacre du Printemps' uit 1913 komen zijn twee voorafgaande balletten misschien iets meer toegankelijk over bij degenen die de schrijfstijl van Stravinsky niet gewoon zijn. 'L'Oiseau de feu' werd in 1910 in Parijs gecrëeerd en de premiere van 'Petroesjka' volgde iets meer dan een jaar later, in juni 1911; beide composities waren voor het balletkorps van Serge Diaghilev bestemd wiens Russische balletten veel succes oogsten in het Parijs van de Belle Epoque.

Het verhaal van 'L'Oiseau de feu' is op verschillende Russische sprookjes gebaseerd: de muziek vertelt het verhaal van Prins Ivan die de mysterieuze vuurvogel vangt. In ruil voor haar vrijheid geeft de vuurvogel Ivan een van zijn veren en belooft hem te komen redden mocht hij ooit in gevaar zijn. Ivan gaat naar de tuin van de gemene Kastchei, die de mooie Tsarevna en twaalf andere prinsessen gevangen houdt. Met de hulp van de vuurvogel doodt Ivan uiteindelijk Kastchei, en het huwelijk van Ivan en Prinses Tsarevna wordt in een somptueuze, plechtige finale gevierd. De volkse thematiek is zeker terug te vinden in de muziek van Stravinsky, maar zit nauw en discreet verweven in het materiaal. Stravinsky schildert met zijn vindingrijke combinatie van volkse thema's, exotische toonladders, Russische traditie en moderne harmonieën een kleurrijke en sfeervolle wereld. Hoewel Stravinsky het originele partituur later bewerkte voor kleinere bezetting (het is zijn bewerking uit 1919 die hier te horen is) deed dat niks af aan de effecten in zijn muziek. Het werk opent met een introductie waarin de luisteraar kennis maakt met Prins Ivan en de vuurvogel. Reeds hier drijft Stravinsky de spanning op met suggestieve, gebroken lijnen in de lage registers, die afwisselen met meer melodieuze passages in de strijkers. De dans en variatie van de vuurvogel die op de introductie volgen zijn opgetogen, veerlicht en zeer ritmisch en bovenal vol kleur. De snelle loopjes in de fluit en de glissandi in de strijkers geven de vuurvogel weer. Daarop volgt een dans van de prinsessen in Kastcheis tuin. De zachte, melodieuze lijnen in de houtblazers in de 'Ronde des Princesses' staan in scherp contrast met de hoekige en zeer ritmische koperblazers die tevoorschijn komen wanneer de kwade Kastchei komt opdagen. De plechtige finale opent met een zachte hoornsolo waar de strijkers en daarna de houtblazers zich bij komen voegen. Het geheel eindigt in een somptueus feest van geluid en kleur, die enigzins aan de filmmuziek van John Williams doet denken.

Hoewel de twee werken kort na elkaar gecomponeerd zijn, verschillen ze heel erg in schrijfstijl. Beide werken waren erg vernieuwend binnen hun tijd - de Wiener Philarmoniker weigerden 'Petroesjka' te spelen en noemden het werk "smerige muziek" - maar toch gaat Stravinsky in dit werk een stapje verder dan in 'L'Oiseau de feu'. Het ballet vertelt het verhaal van de pop Petroesjka die plots tot leven komt om tegen de Moor te vechten voor de liefde van zijn teergeliefde Ballerina. Alledrie zijn personages uit de traditionele Russische kermissen - zoals Harlekijn en Colombine of Pierrot in de comedia dell'arte. Stravinski trekt weer eens alle registers open om de luisteraar mee te nemen in zijn imaginaire wereld. In het eerste tafereel zet hij bijvoorbeeld de bas van een kermisorgeltje onder het thema van de houtblazers om een carroussel uit te beelden. Het tweede tafereel neemt de luisteraar mee om binnen in het kamertje van Petroesjka te kijken. Hier speelt Stravinsky weer meesterlijk in op contrasten. De afwisselende en dik georkestreerde kermisgeluiden worden door kale, soms schrijnende harmonieën waarin de luisteraar de triestheid en woede van Petroesjka duidelijk voelt in de pianopassages die eventjes bovenuit het orkest komen. Stravinsky blijft heel het werk lang op afwisselingen spelen, en trekt alle registers open in een creatieve en kleurrijke orkestratie. Van de zware, lichtjes onhandige thematiek die de berentemmer en zijn beer uitbeeld tot de wervelende, harmonische unisonos die in de Russische dans voorkomen, spreekt zijn muziek onmiddelijk tot de verbeelding. In het laatste tafereel komt Petroesjka terug op de scène, waar de Moor hem doodt in een schrijnende, disonnante passage. Het beeld van Petroesjka blijft nog eventjes boven de menigte zweven, en het werk eindigt in een groot slotakkoord waarbij het gordijn dichtgaat.

Beide werken van Stravinsky zijn voor de meeste pupiters in een orkest - vooral de koperblazers - zeer veeleisend, maar uiteindelijk dragen ze ook loon in zichzelf voor wie echt alles uit de muziek durft te halen. De opname van Karabtchevsky is heel clean en netjes, maar blijft helaas net iets te veel aan de brave kant, waardoor de muziek soms te vrijblijvend overkomt en zijn effect mist. Een heel degelijke en interessante opname, maar helaas geen referentie.

Meer over Stravinsky


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.