Misschien horen ze het niet graag, maar Tony Gyselinck en Roland timmeren al meer dan veertig jaar aan de weg en behoren intussen tot de grijze eminenties in het Belgische muzieklandschap. Van laatstgenoemde is de biografie al voldoende wereldkundig gemaakt maar ook drummer Tony Gyselinck begon eind jaren ’60, zij het eerst en kortstondig in de Gentse Opera, om dan vlug indruk te maken van in het BRT Jazzorkest over Toots Thielemans tot Rocco Granata en Jo Lemaire. Steven De bruyn begon pas na zijn studies met mondharmonica maar in tegenstelling tot de meeste laatbloeiers wist hij zich op te werken tot iemand die niet alleen alle stijlen overstijgt maar tevens graag nieuwe horizonten verkent. Het in de volksmond wat smalend genoemde “mondmuziekje” (of nog erger: “noeneke”) is zijn handen minstens even veelzijdig als een gitaar of piano. Des te verrassender is het dan ook dat hij op twee nummers resonatorgitaar speelt – misschien ter vervanging van de omnichord die hij de jongste jaren vaak hanteerde.
Zoals David Van Reybrouck kort in het hoesje geciteerd is, waren de heren niet van plan zich te laten leiden door regeltjes en dat maakt ‘Fortune Cookie’ veelzijdig en onberekenbaar, al zijn de verwijzingen naar hun muzikale achtergrond en kennis onmiskenbaar aanwezig. Er is maar weinig fantasie nodig om bij de klanken van het eerste nummer ‘Allumeuse Bayan’ te denken aan twee openers van vroegere projecten van Roland: ‘Eh-Pah!’ (van het onvolprezen The Last Tribe) en ‘Ants In My Tea’ van Charles et les Lulus. Het exotische karakter is wel eerder mediterraan, en doet denken aan ‘Water Bottle’, het lowbudgetproject van El Fish met Roland. De synthesizerklank op de achtergrond komt echter van Rolands gitaar die enkele effectpedaaltjes passeert.
‘Boots & Bitches’ is een bluestrack uit een politiefilm met een doodeenvoudige gitaarriff en Stevens harmonicasolo. ‘She Knows How’ is weer andere koek: een gitaarsound die van Neil Young kon komen en een bluesharmonica worden geconfronteerd met Stevens falsetstem en het onvoorspelbare, bijna drum&bass-slagwerk van Tony. Verrassender zijn de twee songs die Steven De bruyn alleen schreef en waar de resonatorgitaar de hoofdrol speelt. ‘Tiny Tiny’ valt op door het gevoel van aarzeling in het gitaarspel, terwijl Steven in ‘Spider On My Face’ wat aan zijn vroegere kompaan bij El Fish herinnert, een gevoel dat versterkt wordt wanneer de song na twee minuten een drive krijgt door de invallende drums.
De schare fans in gedachten houdend zijn het echter twee zeven minuten durende songs die het meest gewaagd zijn. ‘King Kong In The Lunapark’ lijkt een ontmoeting tussen Johnny Guitar Watson ten tijde van ‘Real Mother For Ya’ en de verhalen vertellende Serge Gainsbourg of zelfs Jean Gabin. De moeilijkste song is wel ‘Teeth Grinder’: bij een eerste beluistering lijkt dit nummer nergens heen te leiden maar na verloop van enkele beluisteringen ontdekt de luisteraar toch een lijn. De eenvoud doet bijna kaal aan, maar leidt wel naar een climax.
En toch, ondanks alle intertekstualiteit, blijft ‘Fortune Cookie’ een beklijvend avontuur voor wie ervoor openstaat, maar voor het geborneerde blues- en jazzestablishment is het ongetwijfeld een nachtmerrie. De rootsinvloeden zijn legio, maar altijd weer wordt de illusie van nostalgie doorbroken. ‘Reinvent Yourself’, de titel van wat nochtans een echte bluessong is, geldt als het statement van dit drietal. Oud en conservatief worden, het overkwam al vele kunstenaars, artiesten en dichters maar Roland, Steven en Tony lijken er vooralsnog immuun voor. Dat het nog lang zo moge blijven! Jammer dat het feestje al na acht nummers en 42 minuten voorbij is, het had meer mogen en moeten zijn. Wie de repeat-knop echter indrukt zal zich zeker niet vervelen.