Wie de naam Stéphane Galland in de mond neemt, noemt meestal Fabrizio Cassol en Michel Hatzigeorgiou in een en dezelfde adem – tenminste diegenen die de laatste vier lettergrepen kunnen uitspreken zonder drie keer te moeten herbeginnen. Samen vormen de drie mannen Aka Moon, het Belgische trio dat voor heel wat platen in de voorbije twintig jaar uitheemse muzikanten uitnodigde. Van Afrika naar het Midden-Oosten, van Europa naar Amerika: geen continent lieten de drie onaangeroerd in hun eindeloze fascinatie voor hoe andere culturen met improvisatie omgaan. Galland keek zich aan boord van dat schip de voorbije decennia de ogen uit, vooral voor wat ritme betreft. Hij is vandaag de dag een van die beperkte schare drummers met een tomeloze verbeelding: zijn begeleiding zijn alleen per grote uitzondering te herleiden tot wat keurig in de maat ritselen, want voortdurend laat hij de pols van de muziek vertragen of jaagt hij die de hoogte in, de meest complexe maatsoorten met grote vanzelfsprekendheid hanterend.
Ook zonder zijn twee vaste kompanen van Aka Moon koestert Galland een grote bewondering voor het exotische, wat zich vertaalt naar zijn laatste album onder eigen naam. ‘Lobi’ is Lingala voor verleden en toekomst – afhankelijk van de context behoort men in een dialoog af te leiden welke betekenis wordt bedoeld. De muziek noch de muzikanten die Galland voor deze opname samenbracht, hebben iets van doen met het verleden of met de toekomst: de naam herbergt een bepaalde tweeslachtigheid die Galland graag meeneemt naar zijn instrumentale excursies. Zo heeft het volk dat hier samen aan de slag gaat op het eerste zicht weinig met elkaar gemeen: Petar Ralchev wendt zijn accordeon graag aan om er Bulgaarse volksmuziek uit te schudden, Misirli Ahmet is een van de Turkse meesters van de percussie en Carles Benavent behoort, als jarenlange begeleider van Paco de Lucía, een flamenco-tint aan het geheel toe te voegen. Diens pompende, nadrukkelijke bassen doen echter veeleer denken aan stomende funk en zitten zodanig naar voor in de mix, dat een subtiele Zuiderse toets soms ver zoeken is. Pianist Tigran Hamasyan vertegenwoordigt Armenië en in het verhaal van Magic Maliks jeugd komen op zijn minst drie nationaliteiten voor. Een erg inspirerende omkadering voor Galland, die met ‘Lobi’ van de brousse naar de woestijn lijkt te voeren, en weer terug.
De paar verschillende stijlen en het soms reduceren van de bezetting verlenen ‘Lobi’ een eclectische kleur. Toch liggen de meeste composities in elkaars verlengde, van wiens hand ze ook zijn. Meezingbare, eenvoudige thema’s zijn dikwijls het uitgangspunt: opener ‘En Ruta’, ‘Memory from Times of Yore’ (met een baslijntje op maat van de kleuterklas?) en afsluiter ‘Hommage à Minino’ zijn daar de meest prominente voorbeelden van. Vanuit die zangerige trant wordt tevens improvisatorisch gedacht: Magic Malik, allicht de meest nadrukkelijk aanwezige op deze plaat, haalt niet alleen geregeld zijn stem boven tussen of tijdens het blazen, maar schudt voortdurend erg zwierig materiaal uit zijn mouw. Waar Hamasyan, beter bekend onder zijn voornaam Tigran, in ‘Pygmalyte’ nog de kaart trekt van de totale uitbundigheid op een prepared klinkende piano, trekt hij doorheen ‘The Sky is Cloudy’ in dialoog met Galland een stoutmoediger en ernstiger gezicht. Minder veelzijdig blijken Ralchev en Benavent: de eerste drukt steevast een gelijkaardige stempel op het handvol nummers waarin hij opduikt, de laatste laat zich kennen als een potig bassist met de klank, maar niet de wendbaarheid van een Hatzigeorgiou. Misirli Ahmet glijdt tot slot overal soepel tussen. Als ritmische schakel houdt hij het geheel, samen met Galland, gaande.
Gelijk welk vakje: het is te klein voor ‘Lobi’. Toch lijkt “wereldmuziek” een term die voor dit album gemaakt lijkt. Van Indië en Afrika tot de Balkan: dit sextet heeft al die tradities min of meer in haar rangen zitten, en laat hen versmelten tot muziek waaruit een grote vreugde heel natuurlijk opstijgt, zonder oogkleppen en met bakken plezier.