Wie aan Sergei Rachmaninov denkt, denkt in de eerste plaats aan extraverte pianoconcerti vol indrukwekkende virtuositeit. De man schreef echter ook veel vocale muziek, die ten onrechte minder bekend is. Op deze cd combineren de Litouwse cellist David Geringas en zijn pianist Ian Fountain arrangementen van een aantal van Rachmaninovs liederen met diens cellosonate in g mineur.
De cellosonate dateert uit 1901. Met haar vier delen toont ze alle aspecten van Rachmninovs muzikale taal. Nu eens laat hij de cello ingetogen zingen – zoals in de pastorale opening van de sonate – dan weer ontbindt hij al zijn duivels – zoals in het aanstekelijke scherzo. Geringas vindt in deze sonate de passende kleuren, en zijn manier van fraseren toont dat hij weet waar hij met muziek heen wil. Af en toe laat hij echter wat steekjes vallen op gebied van intonatie. Daardoor verliezen vooral de middendelen ietwat aan sterkte. De vurige vertolking van het 'Allegro Mosso' doet dat echter weer gauw vergeten. In dit slotdeel komt pianist Fountain het best uit de verf en is er meer sprake van een echte wisselwerking tussen beiden dan in het begin van de sonate. Daar laat Fountain zich soms te veel wegdrukken door de cello. Qua kamermuziek overtuigen de liedtranscripties zonder twijfel meer dan de sonate. Vooral opus 4 en opus 21 – gearrangeerd door Geringas zelf – zijn pareltjes vol verstilde emotie waarin Geringas en Fountain elkaar perfect aanvoelen, zowel op gebied van dynamiek als van opbouw. In opus 2 komt af en toe echter weer de dubieuze intonatie om de hoek kijken. Dat neemt niet weg dat beide muzikanten in deze jeugdwerken – die harmonisch minder ver gaan dan de andere liederen – mooie kleuren scheppen.
Geringas en Fountain leveren niettegenstaande de wat wisselvallige uitvoering van de cellosonate zeker geen slechte cd af. Dat beiden rasmuzikanten zijn staat buiten kijf. Net dat ietsje meer zorg voor details had deze plaat enkele niveaus hoger kunnen tillen...