Een derde plaats behaalde hij tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano editie 2010 en op slag werd de blonde God Hannes Minnaar de Nederlandse hoop op een toppianist aan het internationale muziekfirmament. Een debuut-cd is voor een dergelijk figuur uiteraard belangrijk: maakt hij de verwachtingen, aangezwengeld door het indrukwekkend aantal gewonnen wedstrijden op zijn naam en die van een pianotrio waarin hij zetelt, waar? Niet onverstandig is de repertoirekeuze: de innemende 'Sonatine' en 'Miroirs' van Maurice Ravel als (weliswaar prachtige) zoethoudertjes voor het publiek, aangevuld met de niet zo heel vaak uitgevoerde eerste pianosonate van Sergej Rachmaninov. Op die manier ontstaat immers niet alleen een mooi contrast tussen de hardheid van Rachmaninov en de dromerige stemming van Ravel, maar ook pakt Minnaar repertoire aan dat nog niet tot de laatste druppel is uitgemolken en waarin hij kortom nog kan bijdragen aan de opnametraditie. De andere kant van de medaille is dat de sonate in kwestie geen dankbaar werk is. De luisteraar krijgt er niet gauw hoogte van omdat het stuk niet echt doorzichtig in elkaar steekt en het is dan ook moeilijk om zich als pianist te profileren. Minnaar probeert dat via een serieuze, bedachtzame klank, die de overdrijvingen steevast uit de weg gaat en het werk puur zichzelf laat zijn.
Gevolg is een zeer goede uitvoering, waarmee Minnaar op het Conservatorium van Amsterdam hoge ogen gooide (en een mooie score wegkaapte). Toch is het geen werk waar men spontaan geregeld naar zal teruggrijpen, omdat Rachmaninov nu eenmaal veel magistrale pianoliteratuur heeft nagelaten van hogere kwaliteit. Met recent verschenen concurrenten als Vladimir Ashkenazy (het grotere gebaar) en Leslie Howard is Minnaars commerciële timing overigens niet perfect, al zullen Nederlanders allicht toch de voorkeur geven aan hun landgenoot. Vanwege de Rachmaninov is dat te rechtvaardigen, ondanks het soms richtingloze tweede deel dat hier en daar karakter en dadendrang mist. In Ravel zet die tendens zich verder met iets minder tot de verbeelding sprekende uitvoeringen. De explosiviteit waaraan Minnaar zijn virtuositeit koppelt in Rachmaninov werkt zeer goed, maar de impressionistische verklanking van Ravels kleinschalige taferelen verloopt toch minder vlot. De 'Sonatine' mist van meet af aan een zweverige toets en wordt zodoende veel te concreet verklankt. Minnaar heeft duidelijk de contrasten niet te breed willen uitsmeren, maar een gebrek aan sfeer is uiteraard geen aangenaam alternatief. Deze aanmerking geldt overigens niet alleen voor het eerste deel, maar ook voor het tweede en zeker ook voor het iets te licht uitgevallen derde.
Naar verwachting kampt Minnaar in de virtuoze 'Miroirs' met hetzelfde probleem, zij het in mindere mate: de klank is te welomlijnd (Russisch?), te weinig vrij en fantasierijk (Frans). Het siert de pianist nochtans dat hij zoetigheid wil omzeilen en zich ver weghoudt van romanticismen in deze muziek. Toch is de balans iets te weinig hartverwarmend uitgeslagen, hoewel 'Une barque sur l'océan' nog steeds kan ontroeren. Het beroemde 'Alborada del gracioso' had dan weer iets spitanter mogen zijn, maar de algehele teneur van de 'Miroirs' is eerder positief dan negatief. Als geheel verdient Hannes Minnaar dus wel de nodige bejegeningen omwille van zijn mooi uitgebalanceerde, gedurfde debuut-cd. De bijdrage van een oud-muziekredacteur van het NRC Handelsblad in het cd-boekje en een musicologische duiding door niemand minder dan Maarten 't Hart, wijst er overigens op dat Minnaar aan hooggespannen verwachtingen moest beantwoorden. Zijn over het algemeen genomen degelijke spel en de mooie aankleding bij het label Et'Cetera maken deze uitgave dus zeker aanbeveelbaar voor liefhebbers van de immer bescheiden Minnaar, wiens muzikale persoonlijkheid nog steeds aan het rijpen is.