Arnold Schönbergs vroege magnus opus ‘Verklärte Nacht’ kan gezien worden als een fusie tussen de twee bepalende stijlinvloeden uit de Duitse romantiek: de kamermuziektraditie van Johannes Brahms en de chromatische, hoog-dissonante stijl van Richard Wagner. In dit werk (dat oorspronkelijk voor strijksextet werd gecomponeerd maar Schönberg later voor strijkorkest herschreef) volgt Schönberg het verloop van het gedicht ‘Weib und Welt’ van de symbolistische dichter Richard Dehmel, over een vrouw die tijdens een nachtelijke wandeling aan haar man bekent dat ze zwanger is van een kind van haar minnaar. ‘Verklärte Nacht’ is een condensatie van de emoties uit het gedicht en eindigt met de berusting van de echtgenoot die het onechtelijke kind accepteert. Het Tsjechische Talich strijkkwartet liet zich versterken door altviolist Jiri Najnar en cellist Vaclav Bernasek in een uitvoering die Schönbergs ‘Verklärte Nacht’ bundelt met Dvoraks strijksextet in A majeur, opus 48.

‘Verklärte Nacht’ is een werk dat na een beluistering doorgaans wel bijblijft maar echt overtuigen doet deze opname toch weer niet. Dat heeft dan vooral met de scherpe opnameklank te maken. De hoogste stemmen van het sextet klinken namelijk opvallend snijdend en breken op sommige momenten zelfs doorheen het hele ensemble. Een spaarzaam gebruik van vibrato, zelfs op wild-romantische passages maakt dit probleem nog acuter want het doet de hoogtepunten van dit werk al te penetrant klinken.  

Dat wil echter niet zeggen dat deze uitvoering niet stormachtig passioneel kan klinken: het Talich kwartet zoekt een grote schommeling in haar tempi op en werkt naar grandioos luide en bewogen hoogtepunten toe, als een doorleefde verklanking van de emoties in Richard Dehmels gedicht. De langzame sectie halverwege dit half uur durende werk klinkt dan weer passend lieflijk, met een sensuele schuchterheid. Het eind van ‘Verklärte Nacht’ wordt uitgevoerd met een Mahleriaanse berusting, iets wat de algemene indruk die dit machtige werk nalaat toch ook weer ten goede komt.

Dvoraks strijksextet werd geschreven in 1878, in het jaar waarin hij bekendheid verwierf met zijn ‘Slavische Dansen’. Er zit heel wat Slavisch in deze kamermuziek, in de dansritmes van het scherzo bijvoorbeeld, maar Dvoraks voorbeeld blijft toch nog steeds de muziek van Johannes Brahms, en dan vooral diens twee strijksextetten, met hun slim uitgedachte samenspel tussen de zes strijkers.

De lieflijke toon van het eerste deel slaat meteen aan, net als de ritmische motiefjes die op transparante wijze tussen de verschillendemuzikanten worden doorgegeven. Waar het Talich kwartet met aandrang gaat spelen, zoals op de laatste, unisono frase van dat eerste deel, komt dat diepzinnig en krachtig over. Die diepe gevoeligheid vindt men terug in het ernstig gespeelde begin van de finale of in het lichtjes treurige tweede deel en zorgt voor een Dvorak die, ontdaan van overbodige dramatiek, zonder meer mag ontroeren.

Helemaal overtuigen doet ‘Verklärte Nacht’ hier niet, daarvoor gaat het Talich kwartet soms te veel te ruwe toer op. Dvoraks sextet daarentegen, is een pareltje want de zes strijkers slaan precies de juiste toon aan, tussen weemoed en blijdschap in.

Meer over Arnold Schönberg, Antonin Dvorak


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.