Aan het begin van de vorige eeuw werd in Brussel de Noord-Zuid-spoorwegverbinding aangelegd. Hiervoor verdwenen meerdere vermeend 'verpauperde' en 'ongezonde' stadswijken onder de sloophamer; duizenden Brusselaars werden uit hun huis gezet en moesten, met een schamele onteigeningsvergoeding op zak, naar een nieuw onderkomen uitkijken. Een vijftigtaljaar later vonden gelijkaardige taferelen plaats in de Antwerpse polderdorpen op de rechter-Scheldeoever, die – in naam van de vooruitgang en de economische groei – de baan moesten ruimen voor havendokken en industrieterreinen. Deze twee onfraaie episodes uit de Belgische geschiedenis zijn universeel herkenbaar, want overal waar projectontwikkelaars vrij spel krijgen van prestigegeile politici, worden oude leefgemeenschappen ontwricht en weggevaagd voor nieuwe (vaak weinig heilzame) bouwsels.
Dit lot trof ook de chicano's (in de VS geboren afstammelingen van Mexicaanse immigranten) van Chávez Ravine, dat tot eind jaren veertig een dorp in de schaduw van Los Angeles was. In de booming fifties werd het plaatsje ingelijfd bij de miljoenenstad en volledig afgebroken: men had immers nood aan een nieuw honkbalstadium, en Chávez Ravine werd beschouwd als de ideale locatie hiervoor. Ry Cooder, zelf afkomstig uit een voorstad van LA, brengt op zijn laatste cd hulde aan het teloorgegane Chávez Ravine met een mix van oude covernummers en nieuwgecomponeerde songs. Door de veelal Spaanstalige covers herroept Cooder (die zoals steeds is geruggensteund door een grote schaar gastmuzikanten) de sound die de radiogolven teisterde in de laatste levensjaren van het dorp. Cooder is nooit een grote adept van 'hedendaagse' muziek geweest – de man lijkt wel vijf decennia te laat te zijn geboren – en het hoeft dus niet te verbazen dat zijn reconstructies van de 'analoge' forties- en fiftiessound heel succesvol zijn. Alle muzikanten klinken perfect op elkaar ingespeeld en overdubs zijn tot een minimum beperkt, waardoor de tracks een sterk 'single take'-karakter hebben. Het beste voorbeeld hiervan is de sfeervolle cover van de Leiber & Stoller-klassieker '3 Cool Cats': hierop harmoniëren gitaar, piano, een sexy klinkende tenorsax en een speels Hammondorgeltje spontaan en ongekunsteld met de leadvocals van Little Willie G. en de drums van de immer feilloze Jim Keltner.
Daarnaast heeft Cooder een glansrol weggelegd voor de onlangs overleden chicanomuzikant Lalo Guerrero, die met een krakende (maar krasse) stem niet minder dan drie songs uit zijn eigen repertoire mocht inzingen. Vooral 'Los Chucos Suaves', Guerrero's swingende ode aan de rumba uit 1949, is dankzij de opwindende saxofoongrooves van Gil Bernal bijzonder goed geslaagd. Verhoudingsgewijs minder sterk zijn de nieuwe (Engelstalige) tracks die Cooder voor de cd heeft neergepend. Zo gaan de schuifelende rumba 'Poor Man's Shangri-La' en het jazzy piano-gitaarduet 'In My Room' wat gebukt onder Cooders makke, onmelodieuze zangpartijen; de episch opgevatte geluidscollages 'Don't Call Me Red' en 'El U.F.O. Cayó' zijn dan weer nodeloos langgerekt. Wél een schot in de roos is 'It's Just Work for Me', waarop Cooder in de huid kruipt van een (fictieve) bulldozerbestuurder die Chávez Ravine komt platslaan. Met een tot op het bot uitgeklede line-up van elektrische gitaar, contrabas en percussie evoceert hij zo heel raak de kille horten en stoten van de machinale sloop.
Cooders voorliefde voor Latijns-Amerikaanse muziek en muzikanten lijkt na zijn samenwerkingen met de Buena Vista Social Club en zijn cd met Manuel Galbán (2003) nog steeds niet getaand. Maar nu culturele uitwisseling tussen de VS en 'schurkenstaat' Cuba almaar minder evident wordt, heeft Cooder zijn muzikale geestesgenoten dichter bij huis gezocht – en gevonden. De zwakke(re) momenten zijn op 'Chávez Ravine' helaas iets te talrijk om van een meesterwerk te kunnen spreken, maar de plaat getuigt toch zonder enige twijfel van een zeldzaam groot vakmanschap.
Meer over Ry Cooder
Verder bij Kwadratuur
Interessante links