Toen in 2003 'The Arban Collection' verscheen met negen solo's van Jean-Baptiste Arban, werd meteen gewag gemaakt van een vervolg met de rest van de achttien virtuoze stukken. Kort daarop kwam er een abrupt einde aan de samenwerking tussen dirigent en cornetvirtuoos Russell Gray en de Foden's Richardson Band. Vijf jaar duurde het vooraleer dat vervolg er effectief kwam, nu begeleid door de Leyland Band waar Gray heen trok na de breuk met Foden's.
Dat er een serieus wiel afgelopen was tussen Foden's en Gray is nog steeds duidelijk: nergens, maar dan ook nergens wordt Foden's genoemd, ook niet in het cv van de solist. Gray beperkt zich tot het vermelden dat hij op deel één een cornet bespeelde die in 1866 nog aan Arban had toebehoord (en die de toenmalige sponsor van Foden's, de instrumentenfabrikant Courtois uit haar collectie ter beschikking stelde). De moderne Yamaha Xeno waar Gray nu op speelt, bezit zoals alle modernere koperblazers een veel vollere en bredere klank dan oude instrumenten. Wie beide cd's na elkaar beluistert, moet echter toegeven dat hij erin slaagt om toch vrij dicht bij de klank van het curiosum in kwestie te blijven. De Leyland Band speelt echter een modernere stijl die minder verfijnd klinkt dan Foden's, wat deels te verklaren is doordat op het eerste schijfje levende legendes Roy Newsome en Ray Farr dirigeerden, terwijl nu de vrij onbekende Michael Fowles werd ingehuurd.
Toen Arban in 1864 zijn methode voor cornet introduceerde, waren er geen andere studieboeken. Bij dit boek vol oefeningen met achteraan toegevoegd achttien solowerken liet hij zich vooral inspireren door de virtuoze violist Niccolò Paganini, hetgeen alles vertelt over de moeilijkheidsgraad van deze muziek. Tot vandaag is zijn methode de bijbel voor elke leerling cornet en bij uitbreiding elke koperblazer. Russell Gray werkt zich echter doorheen de negen solo's met een schijnbaar gemak – nergens wringt het – en een ongelooflijk zuivere toon. De snelheid van de dubbele en driedubbele tongslagen op 'Sur Un Thème Favori (De Weber)' is duizelingwekkend en dat geldt ook voor het ontoepasselijk getitelde 'Premier Solo'. In ingetogen nummers als 'Air Varie Sur Le Petit Suisse' valt dan nog eens de muzikaliteit op. Voor enkele solo's bestond de orkestpartij niet (meer) en werd ze bewerkt of herschreven door enkele (oud-)muzikanten van Leyland. Dat mooie werk wordt echter deels tenietgedaan door de in vergelijking met Foden's te zware stijl van Leyland. Alleen daarom is de eerste cd eigenlijk interessanter. Door het concept zullen sommige luisteraars mogelijk afhaken omdat het programma op deze cd weinig variatie biedt. Een flauw argument want dat laatste was helemaal niet de bedoeling. Wel wilde Russell Gray alle solo's opnemen, een huzarenstukje dat hem niet vlug zal worden nagedaan.
Meer over Russell Gray
Verder bij Kwadratuur
Interessante links