Johann Rosenmüller (1617-1684) is niet de bekendste componist van de zeventiende eeuw maar schreef originele, virtuoze muziek die beslist wat vaker gehoord mag worden. Twee ensembles, het Rosenmüller Ensemble op deze cd en het ensemble I Fideli op een plaat met als titel ‘Lo Zuane Tedesco’ (‘De Duitse Giovanni naar de doopnaam van de componist’) stellen muziek van hem voor.
De titel van de cd zelf, 'Venetianische Abendmusik' verwijst naar het feit dat dit religieuze stukken zijn voor de compline, de eredienst aan het eind van de vespers en dus ook aan het eind van de dag. Die functie zit vervat in de tekst, bijvoorbeeld in die van psalm 91 (Qui habitat in adjutorio), die de metafoor maakt tussen het vallen van de avond en het eind van het (aardse) leven.
De zangstemmen worden solistisch bezet maar voor de grotere werken, zoals het dubbelkorige, achtstemmige 'Qui habitat in adjutorium' vereist dat nog steeds een dubbel kwartet solisten. Het zijn echter enkel beide sopranen en bas Markus Flaig die solostukken op zich mogen nemen. als groep klinken de zangers lovenswaardig transparant, met meerstemmige inzetten (bijvoorbeeld in de zetting van Lukas 2,29-32 'Nunc Dimittis') die uiterst overzichtelijk weergegeven worden.
Julla von Landsberg zingt met het soort van vlakke, strak gespannen stem die het goed doet in combinatie met cornetto, een combinatie die mooi tot haar recht mag komen in het motet 'in te, Domine, speravi'. Ze verliest op die strakke manier van zingen wel wat expressiviteit in wat eigenlijk een intieme zetting is voor solozang en maar drie instrumenten. Heike Heilmann, de andere sopraan op de opname mag zich uitleven in het exuberante 'Exurge gloria mea', een psalmzetting waarin het geestdrift van de tekst (‘Wordt wakker, mijn ziel') uitdrukking vindt in een reeks vlugge figuraties en optimistische melodietjes.
Markus Flaig slaagt er in om erg comfortabel te klinken, zelfs op typerende tremolo-figuren en kan zo het eind van psalm 134 ('Ecce nunc') licht en vrolijk doen klinken. Even overtuigend maar devoot en ingehouden van sfeer is het 'Salve Regina' aan het eind van deze uitgave.
Arno Paduch is geen kleine naam in de oude-muziekwereld en zijn ensemble voert deze muziek op een vlotte en toegankelijke manier uit. De vele loopjes en virtuoze passages, voor strijkers of voor cornetto klinken al met een opvallend (laat-)barokke zwierigheid. 'Qui habitat in adjutorio' is een prachtig voorbeeld van hoe Rosenmüllers muziek een brug vorm naar de late barok, met instrumentale muziek die duidelijk is uitgeschreven naar de technische mogelijkheden van de strijkers en vocale partijen vol coloraturen. Dezelfde stijl vindt men ook terug in de zuiver instrumentale stukken op deze cd, een sonate voor twee violen en continuo en een sonate 'a cinque' voor strijkers. Het zijn werken die de expressieve en technische mogelijkheden van de strijkinstrumenten goed uitbuiten en aantonen hoe violen in de late zeventiende eeuw met hun dansritmes (naar het voorbeeld van de muziek aan Franse hof) geleidelijk de oudere blaasinstrumenten gingen vervangen.
Het is echter niet alleen als overgangsfiguur dat Johann Rosenmüller waarde heeft: zijn muziek combineert een Italiaanse flair, een zin voor drama en een virtuositeit met een grondige, Noord-Europese beheersing van contrapunt en harmonie. Dat, en de prachtige uitvoering door een ensemble dat de naam van de componist draagt, zorgt ervoor dat de negen stukken op deze plaat continu boeiend en meeslepend gehouden worden.