De strijkkwartetten van Roberto Gerhard, de enige Spaanse student van Schoenberg, laten weinig horen van de Catalaanse afkomst van de componist. De invloed van zijn leermeester wordt echter duidelijker en duidelijker, wat resulteert in een boeiende eigen taal die een expliciet moderne aanpak combineert met een toegankelijkheid die toch geen compromissen sluit.

Het oudste werk op de cd is het eerste strijkkwartet, geschreven tussen 1950 en 1955 waarin duidelijke contrasten tussen de verschillende delen te horen zijn. In het eerste kiest Gerhard nog duidelijk voor een thematische verwerking die haast in een klassiek vormschema past: materiaal wordt doorgegeven, ritmisch gevarieerd en polyfoon verwerkt. Die benadering wordt in de volgende delen losgelaten ten voordele van een soms opvallend wringende harmonie en een vrije aanpak. Het tweede klinkt als een kort draaiend en kerend scherzo, terwijl in het trage derde deel al evenzeer de muzikale toekomst van de componist te voorvoelen is.

In het laatste deel lijkt die door de duidelijke ritmiek even terug te grijpen naar het eerste. Het snel, haast zappend wisselen van sfeer rekt de motivische eenheid echter uit tot een bochtig parcours waarop het voor de luisteraar meer uitschuiven dan stappen is. Gelukkig kan die rekenen op de haarscherpe precisie van het Arditti Quartet.

Nog meer spanning tussen duidelijke thema’s en spontane muzikale handelingen zijn te horen in de ‘Chaconne’ voor vioolsolo, hier gespeeld door Irvine Arditti. Het ontwijken van de tonaliteit maakt de basisformule waarop het stuk gebaseerd is snel wazig, waardoor er bij momenten nog slechts vage sporen van terug te horen zijn. Net als in het eerste strijkkwartet hoeft het loslaten van de formele duidelijkheid echter geen probleem te zijn voor de luisteraar. Ook hier heeft Gerhard voldoende variëteit en muzikale ideeën in huis om de muziek rijk en fascinerend te houden, ook voor de niet-ervaren luisteraar. 

In Gerhards tweede strijkkwartet (1961) vliegt de doos van Pandora echter helemaal open. Nog geen kwartier muziek wordt opgedeeld in zeven kleine deeltjes, miniatuurtjes die de luisteraar steevast door de vingers glippen. De klank van het strijkkwartet wordt een klankmassa die door Gerhard intuïtief en quasi improvisatorisch gemodelleerd wordt. In de plaats van thematische materiaal, komt een elegante speelsheid die bruist van de kleine nuances en details die de muziek fris en verrassend houden. Grote dynamische en speeltechnische contrasten flitsen of drijven voorbij zonder dat ze de luisteraar in het gezicht gegooid worden. De vereiste flexibiliteit en beweeglijkheid dwingen de uitvoerders tot uitgepuurd samenspel. Dit resulteert in het tweede deeltje in het en bloc wisselen van technieken en bewegingen waarbij de luisteraar genadeloos van het kastje naar de muur getikt wordt.

Rust is steeds een schijnbare rust, zwanger van hangende spanning, zoals in de overlappende lagen met de dicht opgebouwde akkoorden van het vijfde deel. In het voorlaatste wordt het kwartet in een grote beweging samengebald die op het einde lijkt te bevriezen tot de heren van Arditti zich in slotdeel gooien, vol gecontroleerde uitbundigheid. Even snel als exact razen ze door de partituur vol wisselende gestes, waarbij de cello een Sacre-achtig ostinaat aanhaalt waarop de anderen minutieus inhakken. Dat er geen spaanders vallen, heeft uitsluitend te maken met de souplesse van de schriftuur en de uitvoering door het Arditti Quartet. Verbijsterend mooie muziek in een al even fascinerende uitvoering.

Meer over Roberto Gerhard


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.