Mahlers symfonieën en liedcycli zijn gemeengoed onder klassieke muzikanten en liefhebbers maar veel minder gekend zijn de bewerkingen en orkestraties die hij maakte van andere componisten. Daaronder vindt men, naast bijvoorbeeld een arrangement van strijkkwartetten van Schubert voor strijkorkest, een her-orkestratie van Beethovens negende symfonie of enkele bewerkingen van Bach voor symfonisch orkest ook deze vier symfonieën van Robert Schumann. Schumann heeft lang het etiket van een minder begaafd orkestrator met zich meegedragen. Ten onrechte eigenlijk want vooral in een kleine orkestbezetting komt Schumanns muziek werkelijk tot haar recht. Niettemin herzag Mahler de vier symfonieën met een grote symfonische bezetting in gedachten. En welk orkest zou deze revisies beter kunnen uitvoeren dan het orkest waarvoor Schumann oorspronkelijk schreef? Met haar nieuwe dirigent Riccardo Chailly nam dit orkest uit Leipzig Schumanns symfonieën op en die worden nu samen uitgegeven. De tweede en vierde symfonie waren al eerder uitgebracht (Decca 475 8352).

Wie twijfels heeft bij Mahlers aanpak van Schummans muziek kan op beide oren slapen: het gros van Mahlers aanpassingen betreft niet de noten zelf maar wel veranderingen in dynamiek en frasering: vele plekken in de vier symfonieën bezitten veel meer reliëf, met plotse 'piano's', crescendo's en diminuendo's die de muziek meer nuances verlenen maar tegelijkertijd ook minder kernachtig maken. Dat is het duidelijkst in de scherzi van de eerste drie symfonieën, die zo veel minder robuust worden en bijna met een elegantie die Mendelssohn waardig zou zijn uitgevoerd worden. Mahler schreef voor koperblazers die verder ontwikkeld waren dan diegene die Schumann kende en vele 'gaten' in Schumanns origineel (waar hij zijn blazers noodgedwongen moest laten zwijgen) worden dan ook opgevuld door hoorns of trompetten, wat sommige climaxen heel romantisch, bij momenten zelfs wat als Tchaikovski doet klinken. De grootste verrassing komt de luisteraar tegen in de openingsmaten van de eerste symfonie, waar Mahler de fanfare in hoorns en trompetten een terts lager transponeert – trouw aan wat Schumann wou maar niet kon schrijven omwille van de beperkingen die zijn ventielloze koperblazers hem oplegden.

Chailly kiest voor een vlotte interpretatie, die Schumanns muziek heel evenwichtig doet klinken. De fluwelen klank van de strijkers van het Gewandhausorkest staat ver af van de strakke klank die Gardiner of Herreweghe uit hun orkesten halen (om maar twee erg overtuigende opnames van de originele symfonieën op te noemen). De typische herhalingen in de openingsdelen van elke symfonie laat hij weg, wat de vier werken wat aan de korte kant doet uitvallen.

Het belangrijkste verschil tussen deze interpretatie van Schumann/Mahler symfonieën en de originele werken is dat deze uitvoeringen meer afgerond en minder impulsief klinken. In plaats van Schumanns onstuimige orkestwerken weerklinkt hier een wat slanker orkest, dat op veel momenten genuanceerder overkomt. Minder authentieke Schumann misschien maar dankzij de onmiskenbare kwaliteit van het Gewandhausorchester enerzijds en van Mahlers talent anderzijds toch zeker niet te versmaden.

Meer over Robert Schumann


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.