Richard Strauss’ ‘Alpensinfonie’ uit 1915 is zowat het laatste symfonische gedicht van de Duitse romantische componist, die zich net voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog meer en meer op opera zou richten. Het vertelt, in een zelfs voor Richard Strauss ongewoon beeldende taal, het verhaal van een zomerse bergbeklimming, in tweeëntwintig episodes, beginnende met een duistere nacht, die de weg ruimt voor een stralende zonsopgang en de majestueuze ‘Eintritt in den Wald’. Bergtaferelen, zoals een waterval, een alpenweide en enkele gevaarlijke momenten op een gletsjer leiden naar het moment waarop Strauss’ hoofdpersonage de top van de berg bereikt, voordat een plots onweer en een haastige terugtocht de dag beëindigen met dezelfde nachtelijke akkoorden waarmee de symfonie begon.
In meerdere opzichten is deze ‘Alpensinfonie’ een afsluiter van een tijdperk: het is Strauss’ laatste grote symfonische gedicht, het reusachtige symfonische orkest waar de partituur om vraagt, kijkt terug naar de wereld van de negentiende eeuw, net als de weelderige akkoorden en lange melodielijnen en Strauss’ natuurthematiek is een bij uitstek romantische, negentiende-eeuwse inspiratiebron. Het werk is dus in meerdere opzichten de afsluiter van een tijdperk. De beschrijvende kracht van de muziek is echter ook groot genoeg om van deze ‘Alpensinfonie’ een van Strauss’ meest effectieve composities te maken, als een vijftig minuten durende film zonder beelden. Deze live-uitvoering werd in 2013 ingespeeld door het Japanse Saito Kinen Orchestra en geleid door dirigent Daniel Harding.
Strauss’ ‘Alpensinfonie’ blijft een effectief stukje klankschildering maar het werk verzandt in minder capabele handen al te gemakkelijk in een dikke, ondoordringbare romantische klankwolk. Het is een gevaar dat bijvoorbeeld een recente opname met het Gustav Mahler Jugendorchester en dirigent Franz Welser-Möst (EMI 7830572) handig ontwijkt door te kiezen voor slanke, snelle tempi, wat een gevoel voor vaart in het werk houdt. Ook Daniel Harding pakt dit symfonische gedicht tamelijk snel aan, maar hij durft Strauss’ muziek bij momenten ook meer uit te smeren, zoals in de grandioze climax van de beklimming, wanneer Strauss’ alter ego de hele wereld onder zich ziet liggen.
Sterke solisten in het orkest, in de eerste plaats bij de hobo, hoorn en trompet maken deze uitvoering ook erg overtuigend. Zeker zo indrukwekkend zijn de basinstrumenten van het Saito Kinen Orchestra. Een lage kopersectie die, wat zuivere massiviteit betreft, de kopersectie van het Chicago Symphony Orchestra kan evenaren, mag zich meermaals uitleven in deze ‘Alpensinfonie’, zonder de textuur evenwel volledig te satureren. Net zo lovenswaardig zijn echter de bassen en fagotten die de symfonie openen en een doorheen de hele nachtelijke introductie een dreigende maar bescheiden aanwezigheid behouden.
Wat ook lof verdient, is de uitstekende balans die de geluidstechnici van Decca voor deze opname in elkaar gestoken hebben. Strauss’ honderdkoppige orkest transparant doen klinken is niet eenvoudig, noch voor de muzikanten als voor de opnameleiding maar ze slagen er wonderlijk goed in. Kleine details, het klokkenspel dat de ‘Sonnenaufgang’ doet schitteren, een sierlijke figuratie in de harpen of de klaterende houtblazers in de ‘Erscheinung’, blijven moeiteloos verstaanbaar.
De ‘Alpensinfonie’ is een van Richard Strauss’ onmiddellijk toegankelijke, genietbare composities maar toch zijn (recente) opnames van het werk eerder zeldzaam. Tegenover de opname uit 2005 van het Gustav Mahler Jugendorchester, die bruist van de jeugdige energie, staat deze net een beetje meer expansieve maar even slanke interpretatie door het Saito Kinen Orchestra. Het werd een uitstekende uitvoering die zowel door zijn technische kwaliteiten als door zijn dramatische spanning en gevoel voor proportie sterk overtuigt.