Het is en blijft een hachelijke zaak. De combinatie van de cello van Ernst Reijseger met de Afrikaanse instrumenten (duimpiano’s, xalam, percussie) van Moly Sylla, tot daaraan toe, maar er een harmonisch instrumenten en dan nog wel een piano aan toevoegen, dat is om problemen vragen. Tangen en varkens kondigen zich van ver aan, maar wonderwel mogen ze allebei op stal blijven. Dit is niet in het minst te danken aan de bescheiden opstelling van pianist Harmen Fraanje. Die weet een eigen plaats te vinden in alle songs, zonder het geluid onnatuurlijk sterk te kleuren of de indruk te geven verloren te lopen in de muziek.
Bescheidenheid kenmerkt en siert het trio ook als geheel. Hier telt niet het individueel schitteren, maar het fragiele groepsgeluid: zacht, melodisch, met een lichte drive, geregeld repetitief en met een afkeer van grote climaxen. Zo wordt de muziek van het drietal wel verleidelijk en elegant en dat in verschillende gedaanten.
In de stukken van de hand van Sylla komt de Afrikaanse polyritmiek vooral naar voren: niet opzichtig, maar verdoken in het kamermuziekgeluid. Dat is niet meteen de natuurlijke biotoop van de piano, maar wat Harmen Fraanje in ‘M’br’ doet, behoort wel tot het mooiste dat de cd te bieden heeft. De manier waarop hij onder zijn collega’s de harmonie voorzichtig, maar gedecideerd en steeds verder ontwikkelend opentrekt, klinkt verbazend natuurlijk en geeft de muziek meer dan één dimensie extra.
Wanneer de stukken uit de pen van Reijseger komen, is de richting minder eenduidig. Waar de romantische wals ‘Elena’ duidelijk sporen van Westerse klassieke muziek verraadt (met Fraanje die zich grotendeels beperkt tot het neerleggen van een melodie, complementair met die van zijn collega’s), zit de titeltrack al meer in de Afrikaanse sfeer. Het snellere tempo en de naar het einde metrisch verschillende, maar tegelijkertijd gespeelde lagen, maken van dit stuk een van de meest opwindende van de hele cd.
Uitgesproken dromerig klinkt dan weer ‘Amerigo’ waar het trio de terreinen van Wim Mertens en Ludovic Einaudi op lijkt e zoeken: romantisch, filmisch en met een lichte deining, waarbij de solerende cello, beweeglijk schaatsend, toch mooi in het geluid blijft zitten, iets waar Reijseger dankzij zijn afgemeten pizzicatotechniek (die van Erik Friedlander waardig) ook elders in slaagt.
Deze toegankelijkheid kenmerkt alle tracks op de cd, zonder dat die ergens echt indommelt, hoewel Fraanje’s ‘Shaped by the Tide’ gerust wat korter gemogen had. Dat het gevaar doorgaans goed ontweken wordt, heeft niet zozeer te maken met “overgave” of “inzet”, maar met de fijngevoeligheid waarmee de drie spelen. Iedereen lijkt constant ten dienste van de anderen te staan, waarbij het evenwicht tussen de verschillende muzikanten even kwetsbaar als essentieel is. Ook wanneer de drie in ‘Ana’ net iets meer bewegingsvrijheid nemen, weten ze elkaar in balans te houden. Het is en blijft dansen op een slap koord, maar net in dat gevaar zit natuurlijk de kick. Al gaat die bij deze muziek dan niet gepaard met hartslag honderdzestig.