Twee jaar geleden verscheen op het label Kraak een opmerkelijke split-lp met op de ene kant het improvisatiecollectief Sheldon Siegel en op de andere het opmerkelijke duo Razen. Dat bestond toen uit Brecht Ameel en Bart Reekmans, die ondertussen zijn plaats heeft afgestaan aan Kim Delcour, die op de split-lp nog als gast fungeerde.
Met het verdwijnen van Reekmans heeft Razen ook afscheid genomen van de koperblazers en de opzwepende trancepercussie. Wel nog steeds present zijn de traditionele snaarinstrumenten van Ameel (santoor, bouzouki, psalter). In combinatie met de blokfluiten, doedelzakken en de schalmei van Delcour blijven die voor een uniek klankdecor zorgen dat op ‘Rope House Temper’ wordt aangevuld met Suchet Malhotra op tabla, Pieter Lenaerts op contrabas, Paul Garriau op draailier en de mixing van geluidskunstenaar Andrew Liles (Faust, Current 93, Nurse With Wound).
Het verdwijnen van de denderende percussie is niet het enige muzikale verschil met de eerste release van Razen. Op ‘Rope House Temper’ vindt het duo het niet meer nodig om het geluid vol te proppen. De ruimte die zo ontstaat laat een andere gedaante van Razen horen, maar maakt ook extra duidelijk waar de mogelijke zwakte van de groep ligt. Duidelijke melodieën en momenten van coördinatie mogen dan aantonen dat de stukken van Razen geen vrijblijvende jams zijn, van het echt ontwikkelen van het muzikale materiaal is weinig sprake. De actie zit veelal in het afwisselen en combineren van lagen, wat hier aardig lukt. Alleen in het meer dan tien minuten lange ‘Rare Clothed Mare’, een opeenstapeling van verschillende drone-geluiden, krijgt de muziek geen verhaal. Daarvoor klinken de wisselende harmonische combinaties te vrijblijvend.
Door het anders doseren van de instrumenten, met minder blazers en meer ruimte voor snaarinstrumenten, verschuift de muzikale focus van de groep ook naar het Oosterse. In plaats van een Westers-middeleeuwse trance ontwikkelt Razen op ‘Rope House Temper’ een geluid dat eerder aanleunt bij dat van het Verre- en het Midden-Oosten en dat niet alleen door de tabla. De sitarachtige melodie in ‘Rabies Gum’ of de haast als een ud bespeelde bouzouki in ‘Raffle of the Night N° 1’ (waarin het melodische materiaal wel echt ontwikkeld wordt) zijn maar enkele momenten waarop Razen de windrichting duidelijk bijstelt.
Hier en daar wordt ook wat elektronica geïntegreerd, maar het kapot gekraak of het distortion-effect worden steeds in functie van het akoestische gezien. Die extra’s maken alleen maar duidelijker hoe Razen eeuwen en culturen kan overbruggen zonder gezocht te klinken. Hoogtepunten daarvan zijn ‘Rahman & The Ivory Key’ en ‘AxRub’ waar ook geluiden van keelzang in het secuur opgebouwde en knap gestructureerde geluid verweven zit.
Na meer dan drie kwartier muziek heeft Razen nog een verassing voor de luisteraar in petto. Voor het bijna een half uur durende ‘Aztec Vampire Riddles’ leggen Delcour en Ameel hun lot in de handen van Andrew Liles die vrij aan de slag mocht gaan met opnames van een improvisatiesessie in de Brusselse Q-O2. Zijn knip- en plakwerk resulteert niet in een hectisch verspringend, een overvol geluid of een verlammende en eindeloos aangehouden uniformiteit, maar in een reeks min of meer zelfstandige passages die elk samengehouden worden door een centraal muzikaal gegeven. De Oosterse sfeer van de andere tracks verdwijnt wat, maar de psychedelische of soms zelfs rituele atmosfeer ligt mooi in het verlengde van de rest van de cd. Geen evidentie in de heel eigen wereld van Razen.