"Salto" zou wat hoog gegrepen zijn, maar met "Purzelbaum" (het Duits voor koprol) zitten vocaliste Anja Kowalski (ex-FES) en pianiste Catherine Smet (zowel thuis in tango als jazz) goed. Zonder veel acrobatieën of grote virtuositeit duikelt het duo heen en weer in een repertoire dat bestaat uit eigen stukken op basis van bestaande gedichten (ondermeer Ginsberg, Georgiev en Wedekind) of reeds bestaande composities. De ene keer is de muziek uitgesproken jazzy door typische akkoordwendingen of de improvisaties (met een voorzichtig scattende Kowalski), terwijl op andere momenten de muziek sterk schatplichtig is aan de chanson-walscultuur.
Voor experimentelere klanken zorgen de lichte dissonanten en vooral het stemgebruik van Kowalski, die zich niet graag beperkt tot louter zingen. Zo werkt ze in het 'In Einer Nacht' (een compositie van de zangeres zelf en schatplichtig aan de klassieke Liedcultuur) de overgang tussen fluisteren en zingen mooi weg, zodat haar stem onhoorbaar van de ene naar de andere techniek doorschuift. Haar vocale mogelijkheden komen echter het best tot uiting in '203 Amity Street', een compositie van Smet, op een tekst van de Amerikaanse beat poet Alan Ginsberg. Naast een haastige fluisterzang en gescatte melodieën, bedient Kowalski zich hier ook van hijgen, ademritmes, prevelen, stotteren en aarzelen waarbij haar spreken kleur en ritme wordt. Daarmee behoort deze track zeker tot het betere experimentele werk op 'Dö', al bereikt Kowalski nog niet de regionen die wel al door dames als Diamanda Gallas bezocht werden.
Door de bescheiden duobezetting en de eerlijke, klare muziek, komen echter ook snel de mindere kanten van de cd aan het licht. 'Aurore Boréale' klinkt ritmisch bijzonders troef en algemeen is de pianoklank op de gehele cd niet optimaal te noemen. De balans tussen de verschillende registers van het instrument is bij momenten verstoord, waardoor de pianopartijen nooit mooi vocaal vloeiend klinken. Een gelijkaardig probleem stelt zich ook wanneer Kowalski grote sprongen of registerwisselingen moet maken. Zo klinkt het wisselen tussen kop- en borststem in 'Dança da Solidão' abrupt, waardoor de natuurlijke flow gebroken wordt. Dat Kowalski de overgang tussen fluisteren en zingen wel weggewerkt kreeg, toont haar vocale kwaliteiten, maar ook dat bepaalde stukken nog iets te ambitieus zijn. Hetzelfde geldt voor haar beheersing van het Frans: storend in 'Assez', maar opmerkelijk beter in de andere Franstalige nummers.
Dat het duo het best presteert in jazzy, chansongerichte muziek, eventueel met uitbreiding van de vocale technieken, wordt vooral duidelijk in Charles Mingus' 'Weird Nightmare'. De mysterieuze diepte van die song komt er bij Smet en Kowalski niet uit, waardoor het ontbreken van een echt eigen gezicht even heel duidelijk wordt. Dat deze heel specifieke, niet te catalogeren compositie wat te hoog gegrepen lijkt, belet gelukkig niet dat het duo in het "onschuldigere" werk op 'Dö' veel beter overeind blijft.
Meer over Purzelbaum Unlimited
Verder bij Kwadratuur
Interessante links