De allereerste pianoforte werd omstreeks 1720 gebouwd in Firenze, door de Italiaanse klavierbouwer Bartolomeo Cristofori. Het was het eerste type van klavierinstrument waarbij de snaren niet betokkeld werden, zoals bij een klavecimbel maar aangeslagen met een hamermechanisme. Dat liet de speler toe om zowel luid als zacht te spelen, een mogelijkheid die verantwoordelijk was voor de naam ‘pianoforte’, later verkort tot gewoon ‘piano’ . Cristofori’s instrumenten waren tot aan de tweede helft van de achttiende eeuw niet erg courant in gebruik maar musici waren er wel verbazingwekkend goed mee vertrouwd: zelfs Bach sprak lovend over Cristoforis instrumenten, al bezat hij er zelf geen.
Wie wel intiem vertrouwd was met de vroege pianoforte, was de Paduaanse componist Giovanni Benedetto Platti. Platti bracht het grootste deel van zijn carrière door aan het Beierse prinsbisschoppelijke hof van Wurzbürg, waar hij niet alleen componeerde maar ook viool, violone, klavier en hobo speelde. Deze nieuwe cd, door het Italiaanse barokensemble Concerto Madrigalesco en klavierspeler Luca Guglielmi, maakt gebruik van een getrouwe kopie van een Cristofori-pianoforte die in het muziekinstrumentenmuseum in Rome staat.
Het instrument is eigenlijk de bestaansreden voor deze plaat, die een selectie van drie concerti, een klaviersonate en een klaviersonate met hobo voorstelt. Het is dan ook een unieke ervaring om dit instrument te horen spelen, zelfs voor wie vertrouwd is met de vandaag de dag zo goed ontwikkelde authentieke uitvoeringspraktijk. De hamermechaniek ervan is onmiskenbaar maar men merkt ook meteen dat het ideale klankidioom rond 1720 nog steeds dat van het klavecimbel was, met zijn korte, doordringende aanslag en minimale nagalm.
Grote verschillen in dynamiek, vooral naar luidheid toe, behoren ook nog niet echt tot de mogelijkheden: het klavecimbel bleef het instrument bij uitstek om een instrumentaal ensemble te baas te kunnen. Deze vroege pianoforte blijft vrij zacht klinken en het is vooral in de intiemere delen dat het instrument zaken laat horen die niet tot de mogelijkheden van een klavecimbel behoren. Zo doet het trage deel van het klavierconcert I:55 erg persoonlijk aan, met een lange, stille monoloog voor de solist en een uiterst kleine rol voor de – solistisch bezette - strijkers, aan het begin en het eind van het deel.
De keuze van instrumenten zal er wel niet geheel vreemd aan zijn, maar veel van deze muziek komt, voor zijn tijd, heel modern over. Platti’s werken neigen minder naar vroeg achttiende-eeuwse barok en meer naar de ‘Empfindsamer Stil’ die in het midden van de eeuw gangbaar werd. Meer Carl Philipp Emanuel en minder Johann Sebastian Bach, zeg maar. Het is in dat opzicht ook niet toevallig dat drie van de werken op deze plaat in de expressieve toonaard van c mineur staan, een voor de tijd weinig courante toonaard, die de gelaten expressiviteit van deze muzie goed naar voren doet komen.
De hobosonate is een substantieel werk, in vier delen in ‘sonata di chiesa’ patroon, met een lang voorspinnende hobomelodie in het eerste ‘Adagio’ en pittige snelle delen, die met een bewonderenswaardige vlotheid uitgevoerd worden. Lof mag zeker ook gaan naar hoboist Paolo Grazzi die in de sonate de zo typische barokhobotoon tot zijn recht lat komen: ietwat rauw en zwaar maar vol klankrijkdom.
Een combinatie van een uniek instrument, een sierlijke uitvoering en verrassend goede, vooruitstrevende muziek van Giovanni Platti maken van deze cd zeker een aanrader, zowel voor kenners van barokmuziek als voor liefhebbers voor wie het niet steeds Vivaldi of Scarlatti hoeft te zijn.