Het requiem: iedereen denkt te weten wat het ding precies is, maar is die kennis in feite niet veel geringer dan algemeen wordt aangenomen? Een boek als dat van Pieter Bergé, dat zowel voor de leek als voor de jarenlange liefhebber een uitdieping wil zijn van de muzikale vorm, illustreert dat er nog veel onbekend is over het muzikale construct. Te beginnen bij een historisch luik: uit welke traditie stamt het requiem-gegeven en welke liturgische principes vindt men in de mis terug? Hoe wordt het concept ingepast in een groter afscheidsritueel? En bij uitbreiding zelfs: wat is het belang van deze rituelen? Auteur Pieter Bergé en mede-schrijver Jan Christiaens proberen in 'Dies Irae: Kroniek van het Requiem' een gestructureerd overzicht te geven van wat tot op vandaag geweten is over de muzikale structuur. Want inderdaad, op zich dekt het "requiem" natuurlijk een hele intellectueel-spirituele lading, maar vanaf de 20e-eeuw begonnen componisten meer en meer zelf een context te verzinnen waarbinnen hun requiem past. Misschien is het zelfs de figuur van Verdi die deze discussie op gang heeft gebracht. Musicologen uit die tijd vroegen zich immers af hoe een goddeloos operacomponist als Verdi een oprecht religieus requiem kon schrijven. Dat ze ongelijk hadden toen ze de integriteit van het werk in twijfel trokken, staat vandaag vast. Hoe dan ook is definitief afscheid een gegeven dat in iedereen doorwrochte gevoelens losweekt. In die zin is elk (areligieus) requiem toch een spiritueel iets. En dus niet verwerpelijk, wat moraalridders ook mogen beweren.
Het tweede deel van het boek, na een meer algemene introductie zowel als een historische duiding en een illustratie van de vormprincipes, focust op enkele beroemde requiems; of dodenmissen die het ontdekken waard zijn, maar tegenwoordig niet genoeg bekendheid genieten. Opnieuw gingen Bergé en zijn co-auteurs (in totaal twaalf musicologen) heel transparant te werk: elk tijdsvlak wordt afzonderlijk uitgelicht met vermelding van de belangrijkste werken uit die periode, die vervolgens apart worden besproken. Per werk zocht Bergé naar iemand met een speciale (emotionele) band met het werk. De bedoeling was immers niet om een aantal werken musicologisch te ontleden, maar wel om op een toegankelijke manier iets te zeggen over vorm- en harmonische principes, om dit vervolgens te koppelen aan het gevoelsmatige affect dat de muziek teweeg brengt. Inderdaad is het boek een zeer leesbare publicatie geworden: wie nog nooit klassieke muziek gehoord heeft, zal allicht verloren lopen, maar iedereen met een beetje goede wil en interesse zal normaliter kunnen volgen. Vakterminologie wordt zo veel mogelijk vermeden en waar nodig kan de lezer-luisteraar de woorden in kwestie natuurlijk zelf opzoeken.
Uiteindelijk wil 'Dies Irae' een luistergids zijn. Per componist wordt daarom ook een referentie-opname vermeldt, die vervolgens met exacte tijdsaanduidingen wordt beschreven in de bijhorende tekst. Op die manier wordt de luisteraar echt bij de hand geleid: enerzijds om op een gerichte manier te leren luisteren naar de requiems, anderzijds om nieuwe referentieopnames te ontdekken, die soms een beetje zijn ondergesneeuwd onder nieuwere uitgaven. Ook voor de doorwinterde liefhebber is dit kortom een enorm interessant boek. Wat deze uitgave bovendien helemaal afmaakt, is de prachtige vormgeving: de bladzijden zijn rood geblakerd in de marge, de letter is zeer aangenaam en het register ideaal voor wie dit boek als encyclopedie van het requiem wil gebruiken. De kans dat internationaal gereputeerde musicologen dit werk beter hadden kunnen schrijven, is eigenlijk niet reëel. Bij de K.U. Leuven mogen ze trots zijn op een prachtige, enorm leerrijke publicatie als deze.