Lees een willekeurig artikel over het debuutalbum van een nieuwe band. Hetgeen de auteur in veel gevallen zal doen, is proberen de sound van de groep af te wegen tegenover meer gekende voorbeelden uit het genre. Eigenlijk wordt de muziek meteen in een bepaald vakje gestopt, wat de lezer niet alleen een idee geeft van hoe het geheel precies klinkt, maar het voor de recensent in kwestie ook eenvoudiger maakt om het album te beoordelen in vergelijking met alternatieven uit hetzelfde wereldje. Het is niet weinig aanlokkelijk om ook bij Oscar and the Wolf met namen te strooien waaraan de muziek herinnert. Er is de melancholie, het geweeklaag in de vocalen en de bij vlagen complexe polyritmiek van Radiohead, maar verder houden de gelijkenissen op. Het veiligste is de clichéterm “indie” boven te halen, en verder te benadrukken dat dit Belgische gezelschap een heel eigenzinnige, troostrijke klankwereld oproept waarin het, ondanks de zwaarmoedigheid, fijn toeven is.
‘Summer Skin’ is een wat misleidende titel voor een wel erg herfstige plaat. Frontman Max Colombie schreef zich ooit in voor Eurosong for Kids, maar met de jaren kwam zowel het verstand als het vermogen om zich goed te laten omringen. Het geluid van het viertal dat Oscar and the Wolf is, wordt weliswaar nog steeds in grote mate bepaald door de elegische stem van Colombie, wiens gejammer zich in vogelvlucht een weg baant naar het hart. Toch is het niet alleen zijn verdienste dat ‘Summer Skin’ een EP is die keer op keer blijft boeien. De vier muzikanten ontwikkelden, samen met producer Robin Proper-Sheppard, zonder schroom songs waarin de verschillende instrumentale partijen als het ware elk op zichzelf bestaan, waarbij de coherentie van het totaalpakket echter nooit wordt verloochend. In een nummer als ‘Wash Your Face’ is bijvoorbeeld voortdurend vanalles aan de gang, terwijl het polyfone web niet ondoorzichtig wordt. De Sint-Jozefskerk in Lommel, waar het album werd opgenomen, blijkt overigens de ideale akoestische ruimte voor de quasi architecturale omvang van de vijf pareltjes die op ‘Summer Skin’ terecht kwamen. Met een beetje fantasie hoort de luisteraar hoe de larmoyante mystiek van een gemiddeld provinciaal kerkje doorschemert in de van mist doordrongen litanieën van Colombie en co.
Het meest betreurenswaardige aan ‘Summer Skin’ is de beperkte lengte van ongeveer 20 minuten. Aan de nummers mankeert er immers weinig: de catharsis van bijvoorbeeld slotnummer ‘Wash Your Face’ neemt bijna epische proporties aan en is zonder meer het hoogtepunt van deze release. Opener ‘Crossroads’ neemt dan weer in een duister meanderende stemming zijn aanvang, waarbij de band de atmosfeer echter al gauw opentrekt naar tastbaar geworden tristesse. Met de aansporing “come away with me” waar Colombie in ‘Oranky Sky’ mee uitpakt, zakt de stemming onder het vriespunt, hoewel de winterse vlaktes van dit nummer alsnog een bemoedigende weerklank vinden in de stroperige backing vocals. Jammer is dat dit nummer “oplost” in een wat flauwe fade-out, waarna ‘All We Want’ echter een beeldschoon duet blijkt te zijn van een breekbare esthetische kracht. ‘Ribbons’ toont tot slot hoe vindingrijk Oscar and the Wolf kan losbreken uit de zelfgeschapen cocon van mistroostigheid. Pittig drum- en gitaarwerk tilt het verdriet hier boven zichzelf uit, met louterend resultaat.
Sedert debuut-EP ‘Imagine Mountains’ is ‘Summer Skin’ dus alweer een stap voorwaarts. De perfecte plaat is ze daarom nog niet: vijf sterke nummers zijn nu eenmaal te weinig om te spreken van een meesterwerk. Toch is het niet toevallig dat Oscar and the Wolf op dit eigenste moment internationale podia betreedt, niet zelden als voorprogramma van gevestigde waarden. De eerste langspeler van dit gezelschap wordt in ieder geval een cd om met spanning naar uit te kijken – en ‘Summer Skin’ is de ideale opwarmer om in de tussentijd grijs te draaien.