De Spaanse gitarist Nico Roig en de Belgische rietblazer Joachim Badenhorst zoeken hun heil niet in de hoogste regionen, maar in het midden- en het lage register. Met baritongitaar en basklarinet kiezen ze niet voor het spektakel, maar voor een warme muzikaliteit die heel wat schakeringen vertoont. Door deze te presenteren in 28 korte tracks (composities van Roig) krijgt de verveling geen schijn van kans en is de plaat vlot genietbaar voor een breed publiek: van de traditionalist tot de luisteraar die liever het randje heeft. Al zal deze laatste meer moeite moeten doen, want Roig en Badenhorst schuwen het tonale, consonante en het melodische niet. Toch durven ze de gangbare codes ook uitrekken en uithollen om via lichte dissonantie en verwrongen melodieën terecht te komen in tracks die heel vrij klinken.
Dat de stukken kort gehouden worden, betekent niet dat de luisteraar schetsen krijgt voorgeschoteld. De muziek is duidelijk afgelijnd en afgewerkt, waarbij compositie overheerst op improvisatie. Enkele nummers draaien rond één idee en sommige lijken wel familie van elkaar. In andere werkjes worden verschillende, soms uiteenlopende sferen en invloeden gecombineerd, maar steeds in een duidelijke structuur. De luisteraar kan steeds het overzicht bewaren wanneer elementen terugkeren, ook wanneer het duo hier en daar als een trio klinkt door gebruik van zachte elektronica of gestapelde geluiden. Deze inbreng wordt echter bescheiden gehouden: technische mogelijkheden worden nooit de kern, maar staan ten dienste van de charmante muzikaliteit. Dit geldt ook voor de mogelijkheden van Roig en Badenhorst. Buiten enkele kleine explosies van virtuositeit wordt het werk gedaan door de muziek op zich. Badenhorst is niet de man van de powerplay en blinkt uit in souplesse en gaafheid van toon, wat mooi uitkomt in de melodische passages. Daarnaast bezit hij een aardig vocabularium aan effecten (van brommen tot spraakachtige geluiden) die hem in staat stellen aan te sluiten bij het percussief snaargebruik of het knarsen van Roig. Toch is ook deze laatste vooral te horen in loepzuiver tokkelwerk, waarbij hij niet te beroerd is om af en toe te dienen als loutere ondersteuning van zijn blazende collega.
Het gaafst en meest klassiek klinken rustige, melodische en wat weemoedige composities als 'Ode III', Little Cloud' en 'Meva' die zo kunnen dienen als score voor een druilerige Parijse ochtend. Tussen deze filmische sfeer en de abstractere, soms naar de klankexperimenten neigende tracks als 'Forat' en 'La Crosta' liggen referenties aan country line dances, vuile rock, noise, spacey geluiden ('It All Makes Sense') en de Chinese atmosfeer van kwarttonen en voorzichtige dissonantie in 'Kumo'. De duidelijkste verwijzing wordt echter bewaard voor de laatste track. De herhaalde gitaarakkoorden en de repetitieve, brede melodie van de basklarinet zijn meer dan een vette knipoog richting Satie's 'Gymnopedieën'. De stops in het verloop zorgen echter voor kleine metrische oneffenheden.
Het valt niet moeilijk deze plaat te zien als muziek voor filmfragmenten, of beter: het auditief equivalent van stills. Toch zijn de intrinsieke muzikaliteit en het uitrekken van de gangbare grenzen van de filmmuziek sterk genoeg om dit album een eigen plaats en karakter te geven.
Meer over Os Meus Shorts
Verder bij Kwadratuur
Interessante links