In 1965 liet de alom geroemde Coltrane (zijn megaklassieker 'A Love Supreme' was net uit) op een warme zomerdag 12 muzikanten aantreden in een stoffige studio. Hij deelde wat minimale instructies uit, bepaalde de soleervolgorde, liet de opnametape lopen en voila, na 43 minuten collectieve waanzin en improvisatie was het meesterwerk 'Ascension' gebaard. De ene helft van zijn publiek reageerde woedend op zulke schandelijke, atonale pokkeherrie. De andere helft kickte zich een ongeluk op zo'n hemelse en overweldigende freejazzstorm die droop van de intensiteit, excitatie en trance. Veertig jaar later en hoogste tijd voor een eerbetoon moet het Rova Sax Quartet gedacht hebben. Zij waren hiermee niet aan hun proefstuk toe want in 1995 werd 'Ascension' reeds door een uitgebreid Rova-ensemble geherinterpreteerd. Ook nu liet het eigenzinnige viertal zich omringen door zeer schoon volk. Laptop, elektronica, turntables, twee violen en gitaar vervangen de koperblazers en de piano van de originele Coltrane-bezetting en de contrabas wordt elektrische bas. Na slechts één namiddagje repeteren werd de performance 's avonds rechtstreeks door KFJC-radio uitgezonden en zeer vakkundig opgenomen. Met zulke hoge ambities (zo'n meesterwerk aanpakken met een heterogeen gezelschap met een minimum aan afspraken en repetitie) verzandt voor hetzelfde geld de improvisatie na vijf minuten in een richtingloze geluidsbrij en egoïstisch gesoleer. Het resultaat is echter een toonbeeld geworden van een hechte en gedisciplineerde collectieve improvisatie.
Het collectief opent met dezelfde hemelse in canon gespeelde melodie van het origineel. En net als in het origineel worden vervolgens passages van gezamenlijke improvisatie afgewisseld met stukken waarbij één, twee, drie of meerdere muzikanten ruimte krijgen om hun creativiteit en soleerdrift bot te vieren. Daarbij volgt werkelijk het ene hoogtepunt het andere op. De ene keer blaast Larry Ochs een verschroeiende, woeste en scheurende saxsolo uit zijn lijf en mondt Nels Clines' beheerst ingezette jazzy gitaarsolo uit in bezeten distortiongitaarwerk. De andere keer doemen ijle soundscapes op door de bevreemdende elektronica van Chris Brown (scheurende, zagende in toonhoogte variërende golven), de loepzuivere klingelende en tingelende drummachineklanken van Ikue Mori en de zweverige vervormde vioolklanken van Carla Kihlstedt. Dan weer klinkt de sopraansax van Bruce Ackley heel ingetogen tegenover het wat zagende maar bedwelmende vioolgeluid van Jenny Scheinman of vecht de stotterende baritonsax van Jon Raskin een robbertje uit met het nerveuze, als een saxsolo klinkende gescratch van Yoshihide. Don Robinson onderstut het geheel met heerlijke, losse, subtiele percussie met veel cimbaalwerk en gedempt geroffel. Aangevuld met het diepe, sobere basgeluid van Fred Frith (vaak met lange accentuerende noten) zorgt dit voor een organische, warme 'flow' die het meditatieve karakter van de improvisatie enkel maar aanwakkert. Als de heerlijke beginmelodie tenslotte weerkeert kondigt dit het einde van het werk aan en zijn 63 volle minuten ongemerkt voorbij gegleden.
De enthousiaste en verhelderende liner notes zijn van een gelukkige Larry Ochs. Tja, een mens zou voor minder!
Meer over Orkestrova
Verder bij Kwadratuur
Interessante links