Sinds enkele jaren is de Amerikaan Daniel Lopatin met zijn eenmansproject Oneohtrix Point Never (of simpelweg OPN) bezig aan een opmars. Zijn eerste klankexperimenten gingen onopgemerkt voorbij totdat hij werd gesignaleerd door de speurders van het muziekblad The Wire die zijn werk ‘Rifts’ uit 2009 in hun jaarlijst plaatsten. Sindsdien gaat hij met zijn albums de platenmaatschappijen af (o.a. Editions Mego) en lijkt hij met zijn nieuwste exemplaar ‘R Plus Seven’ alweer terechtgekomen bij een label van formaat, met name Warp. Via deze overstap lijkt OPN zijn aparte expressie te willen vertalen naar conventionele(re) songstructuren. Lopatin’s muziek leek voordien grotendeels te draaien rond het creatieproces en minder rond het eindresultaat. Dat verandert op deze plaat, met goed gearrangeerde en gevarieerde nummers die een kleurrijke toets brengen in het repertoire van deze artiest.
Lopatin construeert zijn nummers voornamelijk uit bestaand geluidsmateriaal dat hij van allerhande media ontvreemd om vervolgens in te zetten in zijn muzikale collages. Door vreemde combinaties te smeden tussen diverse samples creëert hij enigmatische nummers die leunen op de interactie tussen werk en luisteraar. Het is aan de ontvanger om de puzzelstukjes te passen in het geheel. Dat is niet anders op ‘R Plus Seven’, waarvoor meerdere luisterbeurten nodig zijn om een weg te vinden in het kluwen van deze absurde assemblages. “Americans” is een goed voorbeeld van zo’n stilistisch labyrint waarin de artiest opmerkelijke koerswijzigingen maakt. Met een stille, ambientesque opener verdraait het stuk in een luchtig thema met rooskleurige snaarklanken en Oosterse percussie. Vervolgens neemt de compositie een wending met achterwaartse geluiden van het beginstuk die een soort flashback situatie insinueren, waarna uiteindelijk op een gemuteerde manier wordt herbegonnen.
Als OPN duidelijke referenties gebruikt naar bepaalde muziekgenres wordt het echt interessant. In het korte 'He She' gebruikt hij een sample van een traditioneel Chinees snaarinstrument en voegt die samen met verknipte stemmen die in verschillende toonhoogtes zingen. Het nummer weerspiegelt de kwaliteit van deze artiest om eenvoudige geluidsfragmenten te boetseren tot verfrissende nummers van orkestrale omvang. De nadruk gaat hier opvallend naar de muzikale rijkdom van zowel de afzonderlijke elementen als hun symbiose.
Naast de rustigere delen waarin voornamelijk het aangewende materiaal tot de verbeelding spreekt, ligt de nadruk ook op ritme. De hortende beats in 'Zebra' vormen een soort traliewerk waartussen allerlei warmere klanken opduiken. Het effect heeft hier minder impact, wellicht omdat dit bij momenten de gebruikelijke elektronica evenaart. In schril contrast hiermee staan de nummers waarin repetitieve motieven het ritme vormen. De manier waarop 'Boring Angel' van een kerksfeer vertrekt en zich manifesteert naar een geweldig hallucinant spektakel van gemanipuleerde orgelklanken is treffend.
Qua referenties kan ‘R Plus Seven’ dus weer tellen: dit album zit vol impulsen die zinspelen op uiteenlopende muziekstijlen. Deze muzikale puzzel gunt haar luisteraar de nodige ademruimte om op alle gemak de hoekjes en kantjes te verkennen zoekend naar een verrassend overzichtsbeeld.