Bijna tien jaar na múms indrukwekkende debuut 'Yesterday Was Dramatic, Today Is OK' levert dit IJslandse gezelschap zijn vierde studioplaat af. Op het eerste gehoor lijkt de band op 'Go Go Smear the Poison Ivy' weinig afstand te hebben genomen van zijn handelsmerk: experiment verborgen in onschuldig klinkende muziekjes. Opperhoofden Gunnar Örn Tynes en Örvar Póreyjarson Smárason hebben zich echter meer dan ooit toegelegd op songstructuren, waardoor dit weleens múms meest toegankelijke werk totnogtoe zou kunnen zijn.
'Go Go Smear the Poison' opent met 'Blessed Brambles', een song die de indruk geeft dat múm geluidsmatig weinig geëvolueerd is sinds voorganger 'Summer Make Good' (2004). Er wordt nog steeds gemusiceerd met minder voor de hand liggende instrumenten en voorwerpen om een kinderlijk-melancholische, lieflijke sfeer op te wekken. Toch hebben er zich sinds dat laatste album belangrijke veranderingen voltrokken.
Ten eerste heeft, naar het voorbeeld van haar tweelingzus Gyda in 2002, nu ook zangeres Kristín Anna Valtásdóttir het múm-wereldje vaarwel gezegd. Deze jongedames vormden op de eerste twee albums het niet onaardige gezicht van de groep; daarnaast waren hun elfenstemmetjes een van múms belangrijkste verkoopargumenten. De resterende oorspronkelijke groepsleden, Tynes en Smárason, besloten dit gemis te compenseren door in de loop der jaren maar liefst vijf extra groepsleden aan te nemen, waaronder celliste Hildur Gudnadóttir, die hier de vrouwelijke zangpartijen voor haar rekening neemt. Gudnadóttir kan zowel de iele meisjeszang van de Valtásdóttirs feilloos imiteren als een diepere, meer volwassen prestatie neerzetten, zoals in het erg mooie 'Guilty Rocks'.
Ten tweede kan nieuwe drummer-percussionist Samuli Kosminen zich van harte uitleven op 'Go Go Smear the Poison Ivy': veel meer dan vroeger staan de meeste tracks bol van de tegenritmes en de subritmes, waardoor songs als 'Blessed Brambles' of 'Dancing Behind My Eyelids' bijna naar drum-'n-bass neigen. Ten derde spelen de múm-jongens voor het eerst een vocale hoofdrol, aangevoerd door een snaak die zich laat aanspreken met Mr. Silla. Silla's en Gudnadottírs zangsporen worden echter zodanig vermengd met die van elkaar en met die van de andere vocalisten, dat het meerstemmige resultaat van een heterogeen, geslachtsloos wezen afkomstig lijkt. In plaats van múm een duidelijk, nieuw gezicht te geven, hebben Tynes en Smárason eerder gekozen voor een collectieve anonimiteit, die de luisteraar ertoe aanzet zich volledig op de muziek te concentreren.
Die ontwikkeling blijkt een voordeel: na enkele beluisteringen wordt duidelijk dat múm enkele relatief conventionele en daardoor erg toegankelijke songs heeft opgenomen. Weliswaar worden die nog steeds bedolven onder de veelheid van melodietjes en geluidjes waar de groep zo van houdt, maar 'Moon Pulls' of 'A Little Bit, Sometimes' zijn niet louter tracks. Het zijn beklijvende songs die door hun directe, open gevoel het gros van de hedendaagse indie-acts het nakijken geven.
'Go Go Smear the Poison Ivy' mag misschien niet beduidend beter zijn dan zijn illustere voorgangers, maar het is er op zijn minst aan gewaagd – en dat betekent een essentiële aankoop voor elke fan. Daarnaast wordt, door de relatief toegankelijke composities, het múm-universum dit keer wel heel uitnodigend. Het zou dus zonde zijn als nieuwe luisteraars niet van de gelegenheid gebruik maakten om snel binnen te glippen in deze wondere wereld. Múm is altijd een groep geweest die muziek maakte vanuit een nostalgisch verlangen terug te keren naar een fictieve, wonderlijke kindertijd. Hoewel dat verlangen nog steeds spreekt uit sommige songs op dit album, lijkt múm begonnen aan een beweging naar de volwassenheid.