Mozarts zevenentwintig pianoconcerti behoren tot het vaste repertoire van elke pianist maar ook binnen dat repertoire zijn er werken die vaker gespeeld worden en werken die veel minder vaak op concertprogramma's verschijnen. Van de drie werken die de Russische pianist Vassily Primakov hier samen met het Deense Odense Symphony Orchestra inspeelde, behoren er twee tot het ijzeren repertoire, namelijk het twintigste concerto in d, KV466 en het eenentwintigste in C, KV467. Om deze cd te openen werd echter voor het elfde concerto in F, KV413 gekozen, een werk dat minder vaak gespeeld wordt en dus ook minder gemakkelijk op cd terug te vinden is.
Het elfde pianoconcerto behoort tot de kleinere pianoconcerti die Mozart componeerde, concerti die bedoeld waren om desnoods zonder blazers en enkel begeleid door een strijkkwartet uitgevoerd te worden. Het is het eerste in de trilogie van concerti KV413, 414 en 415 die Mozart in 1782 voor het Weense publiek schreef. Het is een wat conservatief werk, met niet de gebruikelijk levendige finale uit Mozarts late klavierconcerto’s maar met een minuet als laatste deel, in de stijl van de concerti van Mozarts oudere tijdgenoot Johann Christian Bach. Het blijft een charmant werkje vol met sprankelende melodietjes en een vinnig samenspel tussen orkest en solist.
De voortvarende manier van spelen bij Vassily Primakov en het Odense Symphony Orchestra is een beetje een dubbel snijdend zwaard want enerzijds houdt het zowel de snelle hoekdelen als het langzame middendeel gemakkelijk in beweging maar anderzijds had een ietsje rustiger gevoel in deze muziek geen kwaad gekund. Nu neemt zelfs het kleinschalige elfde concerto de vorm aan van een achtbaanrit die de luisteraar pas loslaat als de laatste noot van de finale geklonken heeft.
Hetzelfde gevoel van haast overheerst in het d mineur concerto, een meer bewogen concerto dat opvallend opgewonden en snel uitgevoerd wordt. Uitsluitend slecht is dat niet want het houdt een flinke dosis drama in de muziek, alsof het concerto niet van Mozart maar van Beethovens wilde hand afkomstig zou zijn. Niet toevallig kiest Primakov trouwens ook voor een cadenza die door Beethoven gecomponeerd werd. Een rustpunt, in het tempo of zelfs maar een meer ontspannen karakter van sommige melodietjes ontbreekt evenwel, zelfs in het anders zo kalme middendeel in Bes majeur, dat door Primakov van een kwieke, net niet gehaaste uitvoering voorzien wordt.
Het 21ste concerto in C, KV467 is nog zo een klassieker, met zijn martiale eerste deel en overbekende langzame beweging. De uitvoering-met-spierballen die het vorige concerto kenmerkte, maakt ook hier weer haar opwachting, in de vorm van stevig doormarcherende blazers en een pianopartij die het hele orkest onverbiddelijk vooruit lijkt te trekken. Het militaire kapel-gevoel in het eerste en laatste deel van dit concerto, met zijn enthousiaste marsritmes en luide blazers is zeker het meest opvallende aspect van de huidige uitvoering. De vrolijke finale is hier net zo een opgewonden belevenis als de finale uit Beethovens zevende symfonie.
De ‘rock en roll-versie’ van het d mineur concerto zal niet naar ieders smaak zijn maar het is leuk om dit overbekende werk in een nieuw en onvoorspelbaar jasje te horen. En wat voor het mineurconcerto geldt, geldt ook voor de andere twee werken: hoewel men vaak een rustpunt wil en verwacht te horen, is de uiterst vlotte, koortsachtig gedreven manier waarop Primakov en het Odense Symphony Orchestra Mozarts drie concerti uitvoeren net door die gedrevenheid een constant boeiende, meeslepende ervaring.