Een ‘parodie’ was een courant genre bij Vlaamse componisten uit de hoogrenaissance, waarbij als basis van een nieuwe compositie een reeds bestaand motet of chanson gebruikt werd. Het nieuwe werk kreeg dan ook de naam van de melodie waarop het gebaseerd werd, en die er gewoonlijk in min of meer herkenbare vorm terug in te vinden was. Dergelijke parodieën vertegenwoordigen een compositiestijl die complex en niet zelden wat intellectueel was en dus aan het begin van de zeventiende eeuw uit de mode begon te geraken. Claudio Monteverdi (1567-1643) wordt doorgaans niet geassocieerd met zulke parodiemuziek maar in zijn ‘Missa in Illo Tempore’ uit 1610 gaat hij erg bewust op zoek naar deze archaïsche stijl, door het gelijknamige motet van Nicolas Gombert (1495-1560) te gebruiken. Het is maar een van de drie missen van Monteverdi die bewaard zijn gebleven, al moet de componist in de hoedanigheid van kapelmeester aan de San Marco basiliek van Venetië beslist meer missen gecomponeerd hebben.
Deze mis componeerde Monteverdi echter voor de hertog van Mantua en het is dan ook gepast dat deze nieuwe, prachtige opname gerealiseerd werd precies in de basiliek van Santa Barbara in Mantua. De verschillende delen van de mis worden bijna volledig achter elkaar uitgevoerd, slechts afgewisseld met de delen uit Monteverdi’s driestemmige ‘Salve Regina’. Achteraf volgen twee losse motetten en een verzameling van instrumentale en vocale stukken van Giaches de Wert (1535-1596), een van de kapelmeesters in Mantua tijdens Monteverdi’s vroege jaren aldaar. Afsluiten doet deze opname met Gomberts oorspronkelijke motet ‘In Illo Tempore’. Naar het voorbeeld van oudere, vijftiende- en zestiende-eeuwse religieuze muziek, wordt de mis trouwens volledig a capella uitgevoerd, zonder de begeleidende instrumenten die bijvoorbeeld Monteverdi’s ‘Vespro delle Beata Vergina’ karakteriseren.
De ‘Missa in Illo Tempore’ is een werk dat stilistisch nauw aansluit met de Frans-Vlaamse compositieschool die zo invloedrijk was in de veertiende en vijftiende eeuw. Juist hoe conservatief deze mis is opgevat, valt op wanneer men hem naast Monteverdi’s ‘Salve Regina’ legt, waar de stemmen op een veel meer levendige manier met elkaar in dialoog gaan en waar de wereld van de opera of het muziekdrama nooit veraf is. De mis, met zijn strikte en complexe polyfonie, is rigoureus intellectueel opgevat en moet het hebben van de rijkdom van Monteverdi’s samenklanken en imitaties. Die samenklanken komen uitstekend over op deze opname, dankzij de warme sound van het koor Odhecaton en de weelderige akoestiek van de Santa Barbara. Het gebruik van uitsluitend contratenors voor de hoge stemmen zorgt ook voor een klankbeeld dat minder scherp klinkt.
De Werts muziek hoeft qua durf en opzet niet onder te doen voor die van Monteverdi. Hoogtepunt is het motet ‘Vox in Rama’, met een desolate tekst uit de klaagliederen van Jeremiah over een moeder die haar kind verloor, een verdriet dat de Wert op hoogst chromatische wijze verklankt. Net zo knap is ‘Adesto Dolori’, een meer bescheiden motet vol imitaties. De verzameling renaissancemuziek van de Wert en Gombert met hun prachtige uitvoeringen, vindt perfect aansluiting bij Monteverdi’s bewust archaïsch opgezette ‘Missa in Illo Tempore’. Het is een religieus werk dat bewijst hoe zeer Monteverdi verschillende stijlen moeiteloos beheerste en krijgt van Odhecaton een meesterlijke, prachtige uitvoering mee.