Eigenlijk zijn ze met zes, de heren van Mokoomba uit Zimbabwe, maar voor ‘Rising Tide’ hebben ze zich omringd met een indrukwekkende schare gastmuzikanten. Het geeft de groep en producer Manou Gallo (gewezen bassiste van Zap Mama) ineens extra speelruimte en die weten ze mooi te benutten. De speciale kleuren van kora, cello en vooral dwarsfluit worden mooi ingewerkt, de blazersectie speelt strak en het songmateriaal is stevig geworteld in de Afrikaanse grond. Hier en daar klinkt Mokoomba plots wat meer poppy, maar er echt over gaat het nooit, als is het in het openende ‘Njoka’ en de dancerock van het afsluitende ‘Welelye’ toch op het randje. Storender zijn de onhandige fade-outs die meer dan eens te snel verlopen of op een onhandige plaats opduiken.
Voor deze goedkope slotformules waren andere oplossingen mogelijk geweest, gelet op de kwaliteiten die de groep tijdens de nummers laat horen. Door de Afrikaanse muziek overtuigend te versnijden met invloeden uit andere richtingen, weet Mokoomba ‘Rising Tide’ immers van voor tot achter boeiend en genietbaar te houden, ook voor diegenen die niet wild zijn van Afrikaanse klanken. Zo duikt hier en daar de latincultuur op: weemoedig in ‘Yombe’, dansbaarder in ‘Mwile’ waarbij de aangebrachte strijkers wonderwel in het prentje passen. In ‘Masangango’ zijn het de kora, de dwarsfluit en de gedempte gitaar die voor een sober, maar tropisch geluid zorgen, alleen jammer dat hier in de drumpartij zo weinig verbeelding te horen is.
Minder bescheiden klinken de stevige Afro-drive in ‘Nudndule’ en het fonkelende, mooi gevulde ‘Misozi’ dat bij momenten aan Paul Simon ten tijde van ‘Graceland’ doet denken, een sfeer die ook in ‘Nimukonda’ opduikt, maar daar afgewisseld wordt met reggae-vibes.
Twee van de meest opmerkelijke tracks zijn naar het einde te horen. Het hoofdzakelijk vocale ‘Mabemba’ put met de vraag- en antwoordstructuur duidelijk uit de pure Afrikaanse traditie. Het strafste nummer van de cd is echter ‘Mvula’, waarin het beste van Mokoomba samengebracht wordt: een Afro-groove die zich niet laat vastpinnen, een rockende passage gedragen door pruttelende keyboards en gelijkritmische formules die er door de hele band uitgejaagd worden. De soepelheid waarop Mokoomba van gedaante verwisselt, laat geen twijfel bestaan over de muzikale kwaliteiten van zowel de kerngroep als de uitgebreide band.