Hoewel de Hongaarse jazzscène lange tijd ongekend terrein is gebleven, komt daar tegenwoordig met mondjesmaat verandering in. Belangrijke factor wat dat aangaat is het label BMC, dat al sinds jaar en dag met een sterke focus op eigen muzikanten naar buiten komt met eigenzinnige jazz. Onder meer Viktor Tóth, afgelopen maanden nog te gast op zowel Jazz Brugge als in Vooruit, raakte dankzij BMC gelanceerd en voor saxofonist en fluitist Mihály Dresch (ook te zien op Jazz Brugge 2010 overigens) zou het label wel eens de stap kunnen zijn naar een groter publiek. Vooral 's mans nieuwe kwartet, met de Amerikaanse drummer Hamid Drake en de aan Thelonius Monk-schatplichtige pianist Lafayette Gilchrist in de gelederen, prijken alvast enkele namen op de cover die absoluut tot de verbeelding spreken. Drake, die met zijn vlotte, wiegende stijl alweer een grote vaart steekt in het geheel, speelt hier met evenveel vuur als in Viktor Tóths trio en de affiniteit die hij daar reeds bleek te hebben voor de Hongaarse cultuur, mag hier eens te meer blijken. Lafayette Gilchrist is daarentegen vooral iemand die vasthoudt aan de hem zo vertrouwde Amerikaanse sound. Op die manier krijgt 'Sharing the Shed' werkelijk iets van een etnische ontmoeting, en dan ook een die absoluut het ontdekken waard is.
Verspreid over tien nummers en iets meer dan een uur, illustreert Dresch rijkelijk wat voor een veelzijdig muzikant hij is. De tenor en de sopraansaxofoon ruimen geregeld plaats voor de dunnere fluitklank, en enkele keren komt er zelfs een door de man zelf ontworpen blokfluit aan te pas. Een exotisch gevoel houdt men daar niet aan over, omdat het maken van dergelijke "onverwachte uitsapjes" volledig kadert binnen de experimenteerdrift die van 'Sharing the Shed' in zijn geheel afstraalt. Toch is de blokfluit exemplarisch voor het enige probleem waarmee dit plaatje te kampen heeft: consistentie. Door de grote variëteit aan stijlen lijkt de ene compositie zelden vooruit te wijzen naar de volgende en hoewel bassist Mátyás Szandai en pianist Lafayette Gilchrist absoluut rotsen in de branding zijn die een volledig uur lang een stevig stilistisch fundament leggen, schiet Dresch misschien toch teveel kansen uit. Nochtans is een bezwerend openingsnummer als 'Shift One' een bijzonder krachtige statement: het aantal figuren binnen de Europese jazzscène dat dergelijke bezwerende solo's uit hun instrument kan halen, is vast niet oneindig.
Wat eveneens opgemerkt moet is de experimentele vorm waarin de plaat tot bij de luisteraar komt. Het album bevat enkele carrouselachtige nummers waarin het leven een groot feest lijkt, en dat weerspiegelt ook de manier waarop de vormgeving hier gebeurd is: losjes en met lak voor veel conventies, maar met een eindresultaat dat absoluut gezien mag worden. Een schuurtje delen met deze vier muzikanten? Heel graag, tenminste als ze vooraf afspreken welke kant ze uitwillen en niet te dikwijls willen verbluffen met hun veelzijdigheid.