ECM laat haar muziek graag voor zich spreken. Niet helemaal ongebruikelijk bij het label is dan ook dat er cd-boekjes worden meegeleverd waarin alleen foto’s staan die een inkijk geven in het opnameproces, zonder begeleidende tekst. Dat is niet anders bij ‘Small Places’, de laatste plaat van Michael Formanek. Met ‘The Rub and Spare Change’ liet de contrabassist zich in 2010 opmerken als leider van een spraakmakende cast: met drummer Gerald Cleaver vormde Formanek een rotsvaste ritmesectie, terwijl Craig Taborn hyperkinetische, abstracte kringetjes draaide aan het klavier en Tim Berne consequent het bochtig parcours van zijn eigen hersenspinsels volgde met zijn altsax in de handen. ‘Small Places’ is een minstens even complex vervolg: etherische composities zorgen voor een bijna voortdurend aanwezige onderhuidse spanning, die in de improvisaties gretig wordt opengebroken.
De componist Formanek houdt van strakke unisono’s: thematisch zijn ‘Small Places’, ‘Pong’, ‘Rising Tensions and Awesome Light’ en ‘Seeds and Birdman’ duo’s tussen piano en altsax, waarbinnen onverwachte, grote sprongen, niet zomaar in de gebruikelijke kwart-, kwint- of octaafrelaties, een bijna ongemakkelijke fundering leggen. Ofwel breekt Taborn die open vanuit zijn feilloos balanceren op het randje tussen modern klassiek en dissonante vrije improvisatie, wat in laatstgenoemd nummer voor een adembenemend klim richting climax zorgt, ofwel is het Berne die onstuimig het akkoordenschema op zijn kop wil zetten. Volmaakt of afgewerkt klinken dergelijke nummers nooit: daarvoor is hun bodem dikwijls te wankel, of laten de keuzes van de solist zich niet zomaar ontleden als het simpelweg volgen van een aantal regels – de mist rondom ‘Small Places’ trekt nooit helemaal weg. Diegenen die improviseren blijven op dit album vaak fundamenteel alleen: een voorspelbare rol van begeleider zal Taborn bijvoorbeeld niet zonder slag of stoot op zich nemen. In datzelfde ‘Seeds and Birdman’ wordt het Berne overigens steeds lastiger gemaakt: precies doordat Taborn hardnekkig tegendraads blijft spelen, wordt het energieveld van de muziek als het ware groter dan de architectuur toelaat.
Naar simpele ballades is het op Formaneks laatste worp tevergeefs zoeken. Zoals Franz Liszts ‘La lugubre gondola’ zich verhoudt tot het genre van de barcarolle, zo zijn ‘Wobble and Spill’ en ‘Soft Reality’ geen ballades die zich laten begeleiden door het heen en weer wiegen van een sigarettenaansteker. ‘Parting Ways’, dat in dezelfde categorie thuishoort, wordt zelfs regelrecht ontwricht door een alles verzengende solo van Berne, voorzien van weerbarstig luchtafweergeschut door Taborn. Ook voor Cleaver en Formanek is een glansrol weggelegd in dit bijna twintig minuten durende nummer, waarin ondanks de solo’s een sterk groepsgevoel behouden blijft. ‘Slightly Off Axis’ is tenslotte exemplarisch voor wat de ganse plaat door plaatsgrijpt: van meet af aan lijken Formanek en Taborn te divergeren, al worden ze simultaan door een vreemde kracht toch samengehouden. Dat spel van uiterlijk afstoten, dat een innerlijk aantrekken betekent, is het verhaal van ‘Small Places’: vier individuen die elk een stekje voor zichzelf veroveren, binnen de paar vierkante meter van een opnamestudio.